drang tot het opnemen van vloeistof, vanuit de tussenhersenen centraal bestuurd. Het dorstcentrum wordt geprikkeld, wanneer het zoutgehalte in de weefselvloeistof door te grote zoutopname, te sterke wateruitscheiding of te geringe vochtopname te hoog wordt.
Het lichaam is zeer gevoelig voor waterverlies. Daalt het gehalte meer dan 10%, dan treden reeds ernstige stoornissen op, meer dan 20% heeft de dood tot gevolg. De normale, dagelijkse behoefte aan vocht, waarin gedeeltelijk voorzien wordt door het natuurlijk vochtgehalte van het voedsel, bedraagt 1 à 1½ liter. Wanneer door overmatige zweetuitscheiding (werken in tropisch klimaat of in warme ruimten) of ziekelijk vermeerderde nieruitscheiding meer uitgescheiden wordt, doet zich een overeenkomstige behoefte aan drinken voor. Wanneer deze mensen dan niet de door hen verlangde hoeveelheden water krijgen, doen zich ernstige stoornissen in alle organen voor. Wanneer de vochtopname alleen maar op gewoonte berust, kan deze ingeperkt worden zonder dat men hoeft te vrezen voor ernstige incidenten.