(1) De meeste schepen zijn voorzien van een dubbele bodem, die veelal over de gehele lengte doorloopt en die o.a. gelegenheid geeft voor het innemen van waterballast, zoet water en olie voor ketels en motoren. Bij passagiersschepen worden de bovenste dekken dikwijls ingericht voor het verblijf van passagiers en bemanning.
Dwarsschotten scheiden het machinegedeelte van het overige deel af. Boven het bovenste dek is een zee-S. nog voorzien van een uit verschillende delen bestaande bovenbouw.De bak is een verhoging op het uiterste voorschip en dient in het algemeen voor bergruimte; de kampanje op het uiterste achterschip dient als verblijf voor de lagere bemanning, een enkele keer ook voor passagiers. De brug wordt bij vrachtboten soms als laadruimte gebruikt en kan verder dienen als verblijf voor bemanning en passagiers. Gewoonlijk vindt men er nog dekhuizen voor de hogere bemanning, event. voor passagiers. Het hoogst gelegen dek is het sloependek.
Voorop de midden-bovenbouw heeft men de commandobrug, waar stuurwiel en kompas zijn opgesteld, terwijl de kaartenkamer en het verblijf van de kapitein in de onmiddellijke nabijheid liggen. De toegang tot de laadruimen wordt verkregen door de laadhoofden, rechthoekige openingen in de dekken. Voor het bergen van kolen en olie dienen bunkers, door stalen schotten afgescheiden delen.
Stalen schepen worden, met uitzondering van de meeste tankschepen en oorlogsschepen, bijna steeds volgens het dwarsspantensysteem gebouwd.
(2) In de bouwkunst noemt men schip het Westelijk deel van een kerk, in tegenstelling tot het oostelijk deel, dat koor heet. Veelal zijn schip en koor door een dwarsschip of transept gescheiden.
