(1) (maten), z het compendium;
(2) geographische L.: de boogafstand tussen de meridiaan van een bepaalde plaats en de nulmeridiaan (meestal van Greenwich), gemeten langs de equator of een parallelcirkel. Het aant. graden ten O. van de nulmeridiaan heet Oosterlengte, ten W. daarvan Westerlengte. De tweede helft van de nulmeridiaan is zowel 1800 Oosterals Westerlengte;
(3) astronomische L.: gedeelte van de ecliptica tussen het lengtepunt en de breedtecirkel van de ster, in O. richting gemeten van 0°-360°.