De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Schacht

betekenis & definitie

(1), het stuk van een zuil, tussen het basement en het kapiteel. De S. is soms glad, soms van groeven of cannelures voorzien, soms ook schroefvormig gedraaid.

In de grote architectuur-periode vertoont de S. een, soms zeer gevoelige, zwelling, entasis genaamd;(2) karn of vleugel, noemt men bij een weefgetouw de vereniging van een bovenen een onderstaaf met de daartussen gelegen getwijnde draden en ogen of lussen. De bijeengenomen schachten, te zamen met de ophanginrichting, vormen het scheerwerk; (3) bij een slot het ene deel van de schieter of de tong, ' het andere deel wordt schoot genoemd; z ook Mijnbouw en S.-oven.