degene, die na voorlopige opneming in het klooster wordt ingewijd in de kloosterlijke volmaaktheid in het algemeen en in de regels en de geest van de betreffende orde of congregatie in het bijzonder. Tegelijk kan de Novicenmeester, d.i. de geestelijke leider, dan beoordelen of de candidaat voor het kloosterleven geschikt is.
Deze tijdsperiode en ook het huis, waarin de candidaat deze proeftijd doorbrengt, worden Noviciaat genoemd.