vallende sterren, vermoedelijk restanten van geëxplodeerde kometen, de meeste niet groter dan een noot of een peer, die in zwermen de dampkring der aarde binnenkomen met zulke snelheden (gemiddeld 40 km/sec.) dat ze door de wrijving der lucht gaan gloeien. De hoogte waarop ze zichtbaar worden is 100—150 à 500 km; de eindpunten der banen liggen op een hoogte van 50-100 km, gemiddelde baanlengte dus ca 60 km.
Het totaal aantal meteoren dat over de gehele aarde zichtbaar is wordt geschat op 1 milliard per dag, waaronder 10 millioen voor het blote oog zichtbaar. Een aparte klasse der meteoren vormen de boliden of vuurbollen. Ze stralen een verblindend licht uit en zijn slechts enkele seconden zichtbaar, terwijl een lichtgevend spoor achter blijft; snelheden van ca 200 km/sec en een baanlengte tot 300 km. Meteoorzwermen komen rond 10 Augustus en van 1—4 Januari (Draconiden*) veelvuldig voor; in het eerstgenoemde tijdvak komen ze uit de omgeving van het sterrenbeeld Perseus.