De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Aarde

betekenis & definitie

(1) stofnaam, z grond;

(2) [astronom. aanduiding § of -^] een der negen planeten van ons zonnestelsel (z planeet); onder deze de 3e in afstand tot de zon, en in grootte drie er van overtreffend maar veel kleiner dan de overige vier. De A. is een aan de polen afgeplatte bol, met een straal aan de evenaar van 6.377,397 km (aan de polen van 6.356,079 km), een afplatting van 1/29S,3.2, een omtrek van 40.075,721 km, een oppervlak van 510.065.000 km2, een inhoud van 1.083.205 mill. km’. Voor haar ontstaan z planeet. Haar ouderdom is te stellen op minstens 19002000 mill. jaar. Zij heeft een dubbele beweging van W. naar O., nl. een dagelijkse om haar as (rotatie) en een jaarlijkse om de zon (revolutie). De rotatie, waardoor een punt op A. op onze breedten met 298 m snelh. per sec. wentelt, veroorzaakt, in verband met de zon, de wisseling van dag en nacht en beïnvloedt het ontstaan der getijden; de revolutie, in een elliptische baan om de zon, op gemidd. 149 mill. km afstand en een snelh. van 30 km per sec., (totale omloop in 365 d., 5 u., 49 min., 45,98 sec.), is door de verschillende standen en afstanden t.o.v. de zon oorzaak van de wisseling der jaargetijden en van het verschil in lengte der dagen.

Voor de samenstelling der A. z geologie. De temperatuur binnen de A. groeit in de bovenste aardlagen aan met 2½-3 gr. C. per 100 m diepte; vermoedelijk neemt dieper de temp. niet meer toe en blijft zij steeds onder 2000 gr. C. Land en water verhouden zich op A. als 1 12,42; gemidd. hoogte van het land 825 m (max. hoogte Himalaya 8880 m); gemidd. diepte van de zee 3800 m (max. gevonden diepte bij Goeam 10.800 m). De bevolking der A., in 1800 geschat op 775 mill., 1850: 1075 mill., 1900: 1564 mill., 1930: 1953 mill., wordt thans gesteld op ca 2100 mill.

Plaatsbepaling op A. gebeurt naar lengte en breedte', de vlakken loodrecht op de A .-as snijden de oppervlakte in evenwijd. cirkels [parallellen), waarvan de grootste op gelijke afstand van de polen, de evenaar is. Vlakken gaande dóór de as snijden de A. volgens meridianen. Voor elk punt op A. geeft nu het aantal graden van de evenaar tot dat punt de geogr. breedte (N. of Z.) aan. Van een bep. meridiaan uit (meest die van Greenwich) meet men O. of W.-waarts het aantal graden tot de meridiaan van het bewuste punt; dat is de geogr. lengte (O. of W.), (z plaat).