de lichaamstemperatuur der hogere dieren. Deze worden naar hun lichaamstemperatuur verdeeld in „koudbloedige” en „warmbloedige”.
Tot de eerste soort behoren de vissen, amphibieën en reptielen (temp. ongeveer die van de omgeving). De temperatuur van de tweede soort (vogels en zoogdieren) is constant en ligt boven die van de omgeving. Bij de mensen gemiddeld 36,7 gr. 37,8 gr., in de tropen iets hoger. De constante lichaamstemperatuur wordt gehandhaafd door inwendige warmte-ontwikkeling (verbrandingsprocessen vooral in de spieren, ook in lever en nieren) en door de huid, die voor de juiste warmte-afgifte zorgt. De regulatie van warmteproductie en -afgifte is een functie van een bepaald deel van de hersenen (het z.g. warmtecentrum). Enigszins belangrijke veranderingen van lichaamstemp. treden alleen op bij overmatige inspanning en ziekteprocessen; z koorts.
