(Hebr., „Hij moge vermeerderen”), Bijbelse eigennaam, o.a. van (1) een zoon van Jakob en Rachel, door zijn afgunstige broeders als slaaf verkocht en in Egypte tot hoge eer gekomen;
(2) de man van Maria, pleegvader van Jezus;
(3) een bloedverwant van Jezus (Matth. 13 : 55, Statenvert. Joses);
(4) een lid van het sanhedrin, J. van Arimathéa, die het lichaam van Jezus een waardige rustplaats verzekerde;
(5) een candidaat voor het apostelschap, bijgenaamd Barsabas en Justus (Hand. 1 : 23); (6) een Leviet uit Cyprus (ook Joses) in de Jeruzalemse christengemeente, bijgenaamd Barnabas (Hand. 4 : 36-37).