Johannes H., (1829-1905), Ned. Protestants theoloog, aanvankelijk vrij liberaal georiënteerd, later een voorman van de ethische richting.
Hij was eerst kerkelijk hoogleraar in Amsterdam, daarna staatshoogleraar in Leiden. Hij waakte ervoor, dat de theologie, zoals zij aan de universiteit werd gedoceerd, niet los kwam te staan van de kerkelijke gemeente, waarin de tot predikant opgeleide theoloog later zijn plaats moest vinden. Het „geloof der gemeente” vatte hij in deze zin als een criterium voor wetenschapsbeoefening op. G. had een diepe belangstelling voor allerlei geestelijke en wijsgerige vragen. Zijn leven was een worsteling, om zowel het Christ. geloof als de cultuur recht te doen. Hij schreef o.a. Blikken in de Openbaring en Spinoza en de idee der persoonlijkheid.Johannes (1858-1940), zoon van de voorgaande, Ned. Herv. predikant, vruchtbaar stichtelijk schrijver, vooral bekend geworden als redacteur van het weekblad Pniël.
Johannes H. (1859), Ned. paedagoog, oorspronkelijk classicus, één der baanbrekers van de Lyceumgedachte (Gids-art. 1898) in Ned., buitengewoon hoogleraar te Utrecht.