het geheel der maatregelen, in 1945 door de Ned. regering genomen, ten einde te komen tot een beperking der gedurende de Duitse bezetting mateloos uitgezette geldcirculatie. Nadat eerst*de bankbiljetten van ƒ 100 waren ingetrokken, moesten in Sept. alle bank-en muntbiljetten worden ingeleverd bij banken.
Alle bank- en girosaldi, met inbegrip van de tegenwaarde der zojuist ingeleverde biljetten werden geblokkeerd, d.w.z. dat zij niet in contanten mochten worden uitbetaald, noch op naam van een ander overgeschreven, behoudens toestemming van de Overheid. De waarde van vóór de G. uitgegeven effecten, die afgelost moesten worden, werd niet in contanten uitbetaald, maar ten name van de gerechtigde op een lossingsrekening geschreven. Een deel der geblokkeerde gelden is later weer gedeblokkeerd, maar een groot deel moest blijvend aan de circulatie worden onttrokken. De regering beoogde dit te bereiken door het heffen van een Vermogensaanwasbelasting en een Vermogensheffing Ineens, waarvan de geschatte gezamenlijke opbrengst ongeveer gelijk was aan het totaal der geblokkeerde tegoeden.In België Op 6 Oct. 1944, enkele weken na de bevrijding, heeft de Belgische regering maatregelen uitgevaardigd om de overtollige in omloop zijnde betalingsmiddelen in te krimpen en de dreigende inflatie te vermijden. Alle bankbiljetten moesten worden aangegeven, werden geblokkeerd en bij de financiële organismen op een speciale rekening ingeschreven. Blokkering had insgelijks plaats voor de bankrekeningen, en ook zekere andere vermogensbestanddelen dienden te worden aan gegeven. Er geschiedde een onmiddellijke omwisseling van 2.000 fr. per persoon; later werd 3.000 fr. per rekening vrijgemaakt. Ook voor de bankrekening werd een zekere fractie vrijgegeven. Hetgeen daarna nog op de rekeningen bleef werd in twee delen onderverdeeld: 40 % kreeg het karakter van tijdelijk geblokkeerd tegoed en 60 % werd definitief vastgelegd en verloor alle monetair karakter.
De 40 % werden vrijgegeven naarmate de economische activiteit in het land toenam en de 60 % werden omgewisseld in onoverdraagbare staatsfondsen. Drie speciale belastingen werden ingevoerd, nl. een belasting op de winsten voortvloeiend uit de leveringen en prestaties aan de vijand, een belasting op de uitzonderlijke winsten verwezenlijkt gedurende de oorlog en een kapitaalsheffing. De opbrengst dezer heffingen, zo is bepaald in de wet, moet worden aangewend tot inkoop van de staatseffecten vertegenwoordigend de definitief geblokkeerde gelden. Op deze wijze zal het grootste deel van de muntsaneringslening (effecten vertegenwoordigend geblokkeerd tegoed) kunnen afgelost worden. De vrijgeving der tijdelijk geblokkeerde rekeningen is geleidelijk geschied en ongeveer vier jaar na de uitvaardiging der muntsaneringsverrichtingen waren alle soortgelijke rekeningen volledig geliquideerd.