wet van 28 Jan. 1932 (519) ter bestrijding van de woeker. Een geldschieter is volgens de G. art. 2, hij, die een beroep of bedrijf maakt van het uitlenen van kleine bedragen (max. ƒ 750.—) met het oogmerk van winst.
Het is uitsluitend geoorloofd aan gemeentelijke of door B. en W. toegelaten geldschietbanken.