zijn kampen voor noncombattanten en politieke tegenstanders, die men wenst te isoleren. Het eerst werden zij op grote schaal ingericht tijdens de Boerenoorlog in ZuidAfrika voor vrouwen van de strijdende Boeren.
Later grepen de bolsjewistische machthebbers in Rusland dit middel aan, om politieke vijanden en andere voor het regime lastige personen onschadelijk te maken. Een grote omvang en een uitgesproken misdadig karakter kregen de C. in het nationaalsocialistische Duitsland, vooral na het uitbreken van W.O. II, toen zij niet alleen in Duitsland zelf, maar ook in de door Duitsland bezette gebieden (o.a. Polen) werden ingericht. Bijzonder berucht waren Dachau, Buchenwald, Bergen-Belsen, Auschwitz, Oranienburg (later Sachsenhausen), Ravensbrück (vrouwenkamp), Mauthausen e.a. De slachtoffers waren vooral Joden, die er bij millioenen van honger, ziekte, pijniging of door vergassing om het leven kwamen. In Sovjet-Rusland bevinden zich ook nog altijd millioenen staatsgevaarlijk geachte personen in dwangarbeidskampen.