(Coelibaat van Lat. coelebs, ongehuwd), de ongehuwde staat, in het bijzonder van R.K. geestelijken. Hoewel het N.T. geen huwelijksverbod bevat, gaf Paulus aan het niet gehuwd-zijn al de voorkeur en kwam in de oude Kerk spoedig de opvatting naar voren, dat dragers van een kerkelijk ambt beter niet gehuwd konden zijn.
Het huwelijksverbod werd het eerst uitgesproken op het Concilie van Elvira in Spanje (305). In de Grieks-Katholieke kerk mogen alleen ongehuwde geestelijken bisschop worden. Overigens mogen geestelijken gehuwd zijn, als zij zich ten minste vóór de wijding tot subdiaken in de echt hebben begeven.
