plantengeslacht uit de Palmenfamilie. Oost-Indië.
Vrij hoge stam, enkelvoudige takken, grote bloemtrossen, roodachtig zwarte bessen. Van C. mens gebruikt men de vezels voor het vervaardigen van touw’, manden, hoeden, borstels enz.; het hout dient als timmerhout; de wollige stof van de bladstelen dient voor het kalefateren van schepen. Er wordt een soort palmwijn uit bereid en het merg wordt voor het vervaardigen van brood gebruikt. Veel gekweekt in broeikassen, evenals C. horrida met gedoomde bladeren.