De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Calvinisme

betekenis & definitie

is de invloedrijkste vorm van Reformatorisch Christendom. Het is een schepping van de theologische geest van Calvijn, al zijn er in de loop van de eeuwen nieuwe elementen bijgekomen (Neo-Calvinisme).

In het centrum van het Calvinisme staat voor en na de Openbaring Gods in de Bijbel. Deze schriftuurlijkheid bepaalt de gehele houding van de Calvinist, ook in zedelijk, sociaal en politiek opzicht. Het Calvinisme onderscheidt zich door een grote levensstrengheid en rationeel gebruikte arbeidskracht, die men in verband brengt met zijn praedestinatie-leer: een nuttig en succesvol leven zou een bewijs van uitverkorenheid kunnen zijn. Verschillende cultuurphilosofen (Max Weber, Ernst Troeltsch) hebben deze Calvinistische geest als een van de belangrijkste motieven achter het ontstaan van het moderne kapitalisme beschreven. Toch was het doel van de Calvinistische arbeid oorspronkelijk geenszins winstbejag en het is het nog niet: de Calvinist werkt ad majorem Dei gloriam, tot meerdere ere Gods. Ook in de ontwikkeling van de moderne democratie heeft het Calvinisme een gewichtige rol gespeeld.

Daar Calvijn de absolute vorstenmacht onder alle omstandigheden ontkende en de onderdanen het recht gaf, zich tegen usurpatie te verweren, schoot hij een bres in het goddelijk recht des konings. Zijn sterkste verbreiding vond het Calvinisme in de Nederlanden, Schotland en later Amerika, maar ook in Zwitserland, Frankrijk en Hongarije heeft het doorgewrerkt. Calvinistische Wijsbegeerte, zoals thans in Ned. door prof. Dooyeweerd en prof. Vollenhoven gedoceerd, gaat evenals Calvinisme in het algemeen uit van de Openbaring Gods in de Bijbel. In dit licht onderkent zij in de werkelijkheid levenskringen, die ten opzichte van elkaar een zekere zelfstandigheid hebben en elkaar niet mogen overheersen (souvereiniteit in eigen kring).

Als deze kringen, die een eigen wet hebben (wetskringen), worden genoemd de arithmetische, de ruimtelijke, de physische, de biotische (van Gr. bios-leven), de psychische, de analytische, de historische, de linguale (van Lat. lingua-taal), de sociale, de economische, de aesthetische, de juridische, de ethische en de pistische (van Gr. pistis-geloof). Aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en elders wordt de Calvinistische wijsbegeerte gedoceerd als Wijsbegeerte van de Wetsidee.

< >