Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

vroeg Byzantium - vroeg-Byzantijnse kunst - inleiding

betekenis & definitie

DE VROEG BYZANTIJNSE KUNST: PROLEGOMENA

In de oude Griekse kolonie Byzantium vestigde in het jaar 330 Constantijn de Grote de nieuwe rijkshoofdstad. Dit nieuwe Rome kon zich handhaven tot 1453. In het westen heeft de politieke ineenstorting van het rijk de oude grondvesten diep geschokt, maar in het oosten bleven onder de schutse van het onneembare rijkscentrum aan de Bosporus de oude politieke, religieuze, geestelijke en culturele grondslagen zonder ingrijpende wijzigingen bewaard. De eeuwen door bleef hier het indrukwekkende bureaucratisch-militaire apparaat in stand; het streefde naar centralisatie, neigde naar caesaro-papisme en zijn keizerschap was van sacrale wijding. Een culturele traditie, die bestond in een wederzijdse doordrin¬ging van antieke en christelijke verworvenheden, kon daardoor voortwerken.

Tegelijk met de vestiging van Constantijn drongen sterke West- romeinse invloeden de hellenistische provinciestad aan de Bosporus binnen; weldra gaven ze haar het karakter van een wereldstad. Politieke en juridische instellingen, taal, cultuur en kunst kwamen uit Rome mét de nieuwe senatoren-elite, die Constan¬tijn door het verlenen van bijzondere privileges aan de Bosporus vestigde. Zo voltrok zich hier een romaniseringsproces, dat in grote lijnen kan worden vergeleken met de stichting van de Nieuwe Wereld, die immers oorspronkelijk een Angelsaksisch karakter had.

Weldra rees het besef, dat dit nieuwe Rome toch anders was dan het oude Rome; zo heeft ook het nieuwe Engeland door de nieuwe taken welke het volbrengen moest zich van het oude Engeland losgemaakt. Het tweede Rome kwam te staan tegenover nieuwe opdrachten en het kreeg daardoor zijn vorming, maar het werd zich dit slechts langzaam bewust. Hetgeen wij byzantinisme plegen te noemen heeft zijn bestaan mede te danken aan de symbiose tussen christendom en staat, aan een orthodoxe staatskerk, van de staat afhankelijk, aan oosterse invloeden op het christendom, die altijd neigden naar het mono-fysitisme (het geloof aan één goddelijke natuur van Christus), aan een langzame vervreemding van het westen, aan het sterker worden van het Griekse element.

Dit byzantinisme is evenwel een relatief laat verschijnsel. In de vroeg-Byzantijnse periode is het nog zo weinig ontwikkeld, dat men er eerder toe zou neigen het Oostromeins of romanistisch te noemen dan Byzantijns. Dat geldt niet alleen voor de tijd van Constantijn tot Justinianus, maar ook voor de Justiniaanse periode tot aan de regering van Heraclius (610-640). De grote restauratie van Justinianus, die culmineerde in de verovering van Italië, Spanje en Noord-Afrika, en de indrukwekkende codificatie van het Romeinse recht getuigen beide van de herleving van de oude Romeinse rijksidee. In het Westen waren de voorwaarden niet meer aanwezig voor een herstel van de oudheid, zeker niet in Italië na de ineenstorting van het exar- chaat, maar in het Oosten was de voedingsbodem gunstig. Zo kon daar de gedachte opkomen, dat het tweede Rome hoge universele taken te vervullen had als opvolgster van het oude Rome.

Tot aan de ondergang van het Byzantijnse rijk bleef dit ideaal voortleven in heel de Byzantijnse cultuuropvatting. Uit het Ro¬meinse erfgoed heeft zich de rijksgedachte van de Byzantijn gevormd en daarmee die van de gebieden, welke met het Byzantijnse rijk verbonden zijn. In Byzantium stond de beeldende kunst in nauw verband met de opdrachten van rijkswege, en de opdrachten van het rijk vielen samen met die van de kerk. Daar de vroeg-Byzantijnse tijd aanknoopt bij de laat-antieke kunsttraditie, dienen we bijzondere aandacht te schenken aan de relatie tot die kunsttraditie.

door Prof. Dr. W. Sas-Zaloziecky.

< >