DE BOUWKUNST DER MIDDELEEUWEN:
DE GOTISCHE BOUWKUNST IN FRANKRIJK EN DE LAGE LANDEN: PROFANE BOUWKUNST
In de tijd van de Gotiek komt naast de kerkelijke architectuur de profane bouwkunst, die eigen problemen opwerpt. De paleizen van de geestelijke hoogwaardigheidsbekleders en de burchten van de adel krijgen een kunstzinnige vorm. Het dominerende type van het paleis is het zaalgebouw van verscheidene verdie¬pingen, waarbij kleinere gebouwen aansluiten. De grondvorm van de burcht bestaat uit vier vleugels, die zich groeperen rondom een rechthoekige hof, de vier hoeken geaccentueerd door imposante torens.
In heel andere zin dan de kerkbouw is de profane bouwkunst utilitair. De burcht, die voor de verdediging is bestemd, kan de tendens van de Gotiek naar oplossing der wanden niet consequent doorvoeren. Daarom blijft de decoratie met gotische vormen beperkt tot het oppervlak van de zware gesloten muren. Alleen binnen de steden, die beschermd worden door zware vestingwerken, kan op paleizen, raadhuizen of koopmanshuizen dezelfde vormgeving worden toegepast als op de contemporaine kerken. En niet alleen de representatieve bouwwerken van het stedelijke gemenebest of van de adel laten een artistieke vorm¬geving zien; ook in burgerhuizen, die in lange rijen tot een kunstzinnig geheel worden samengevat, leeft de gotische creativiteit zich uit (Graslei in Gent, Grote Markt in Brussel).
Tot de meeste indrukwekkende scheppingen van de profane bouwkunst in Frankrijk behoort het pauselijk paleis in Avignon. Het oudste gedeelte dateert van de regering van Benedictus XII (1334-1342): vier hoofdvleugels, die zich groeperen rondom een onregelmatige vierhoekige hof. De hoeken worden geaccentueerd door torens van uiteenlopende sterkte. Onder Clemens VI (1342- 1352) werd een andere bouwgroep toegevoegd. Daarmee werd de omvang van het paleis bijna verdubbeld. De zware gesloten muren stapelen zich op tot kubische massa’s, die het bouwwerk groots en imponerend maken. Als enig geledingsmiddel lopen slanke, vlakke spitsbogen om het hele gebouw heen, die nissen vormen over de volle hoogte van de muren. De bovenafsluiting bestaat uit horizontale tinnenkransen. In het interieur over¬kluizen kruisribgewelven eenvoudige langgerekte zalen.
Alleen de audiëntiezaal heeft de meer pretentieuze vorm van een tweeschepige hal. De voorbeelden voor dit bouwtype liggen in de vroege Franse bouwkunst. De vestingkerken van de Provence en het paleis van Narbonne kenden reeds in de twaalfde eeuw de nissengeleiding (Les-Saintes-Maries). De weerbare geslotenheid van de muren mag echter niet uitsluitend worden verklaard uit de bestemming van het pauselijk paleis als vestingarchitectuur; ze is tevens expressie van de regionale stijl in de zuid-Franse bouwkunst. De abdijkerk van Mont-Majour uit de twaalfde eeuw, om slechts een enkel voorbeeld te noemen, geeft dezelfde vormgevende principes te zien. Kubische geslotenheid en de grote vorm van het bouwblok zijn kenmerken van het Zuiden, in de romaanse evenzeer als in de gotische tijd, in de kerkbouw evenzeer als in de profane bouwkunst. (Ook Albi laat zien dat de zuidelijke bouwkunst anders geaard is dan die van het Noorden.)
Dat noord-Frankrijk zijn profane bouwwerken een veel meer ’gotische’ vorm geeft is te zien aan het Paleis van Justitie in Rouaan, gebouwd in de late vijftiende en de vroege zestiende eeuw. Een overdaad van spitse vormen overdekt het front van de middenvleugel; de zijvleugels, waarvan er slechts een middel¬eeuws is, lijken wat gereserveerder. Typisch laat-gotisch is het verschil in grootte tussen de afzonderlijke vlakken, die door de vensterplaatsing worden gevormd. Het polygonale voorgebouw ligt niet in de middenas. Het geledingssysteem kent geen symmetrie. De details volgen voorbeelden na uit de Engelse bouwkunst. De bogen boven de vensters van de hoofdverdieping en de arcaturen, welke de dakaanzet maskeren, hebben de vorm van Tudorbogen: vlakke gedrukte bogen, met in het midden een korte spits. Boven de vensters van de benedenverdieping komen ezelsruggen voor, boogvormen, die anders dan in de rijpe Gotiek niet meer elastisch gespannen gaan, maar aan weerskanten een inzinking hebben. Beide boogtypen zijn het eerst in Engeland toegepast en werden daarna door het vasteland overgenomen en verder ontwikkeld tot een specifiek laat-gotische vorm. Van de kerk Saint-Maclou in Rouaan, die slechts weinig vroeger is, onderscheidt het Paleis van Justitie zich niet essentieel. Kerk en paleis hebben met elkander gemeen het rijk gedecoreerde oppervlak, waarachter het bouwlichaam nagenoeg schuil gaat. De artistieke eisen van de profane bouwkunst gaan nauwelijks minder hoog dan die van de kerkbouw.
Bijzonder luisterrijk ontwikkelt zich de profane bouwkunst in de late Brabantse Gotiek der Nederlanden. De grote handelssteden bouwen prachtige stadhuizen (b.v. in Brussel, in Leuven, in Middelburg, in Oudevoorden) en lakenhallen (b.v. in leper) en vleeshallen. De Lakenhal in Brugge, waarvan de bouw in 1240 werd begonnen, kan als voorbeeld dienen voor een groot aantal bewaard gebleven monumenta. De bouwtijd besloeg de gehele dertiende en veertiende eeuw; de toren (Belfort) werd pas in 1482 voltooid. De vier vleugels van het bouwwerk liggen om een rechthoekige binnenhof. Het front naar het marktplein was als voorkant gedacht. De eenvoudige heldere vormen van het venstermaaswerk zijn overgenomen uit de Franse rijpe Go¬tiek. Ze vormen met de tinnenkrans bij de dakaanzet de enige versiering van het overigens vlak gelaten front.
De liggende gevel beheerst het plein; de toren, die er steil boven uit steekt, domi¬neert de hele stad. In andere landstreken drukt de kerktoren symbolisch de macht uit van de geestelijke stand, in de Nederlanden is de toren van het stedelijke bouwwerk de grandioze expressie van de burgertrots der kooplieden. De toren van de handelshal wordt het symbool van de stad. Imposant en over¬matig hoogt stijgt hij op en het lijkt of hij het bouwwerk aan zijn voet verplettert. Uit de doelmatigheidsbindingen van het gehele complex maakt hij zich los en streeft omhoog als een symbool van de burgerij in zuiver profane sfeer. De burgerij wil zich be¬vrijden uit het clericale systeem, dat gedurende de gehele Middeleeuwen ook de profane bouwkunst had beheerst.
door Dr. Ernst Adam.