Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Gotiek – bouwkunst – bouwmeesters - bouwloodsen

betekenis & definitie

DE BOUWKUNST DER MIDDELEEUWEN:

DE GOTISCHE BOUWKUNST IN FRANKRIJK EN DE LAGE LANDEN: BOUWMEESTERS EN BOUWLOODSEN

Ile-de-France was het uitgangspunt voor alle overige Europese landen. Van de grote bouwloodsen van het kroondomein reisden de bouwmeesters door Europa. We weten van Franse archi¬tecten in Engeland en in Duitsland; zelfs in het hoge Noorden, in het Zweedse Uppsala, namen een bouwmeester en steenhouwers uit Parijs deel aan de bouw van de dom. ’Loges’ was de naam van de Franse corporaties; het Duitse woord is: ’Bauhütten’, het Engelse: ’lodges’. De term ’loge’ of ’lodge’ wordt in onze dagen nog steeds gebruikt in de vrijmetselarij, een besloten orde, welker symboliek vrijwel geheel ontleend is aan de middeleeuwse bouwloges of bouwloodsen.

De levendige uitwisseling van ervaringen binnen de diverse bouwloodsen, eerst in Ile-de-France, vervolgens in heel Frankrijk en overig Europa, is de basis voor de snelle verbreiding van de Gotiek. Zij alleen maakte het mogelijk, dat zelfs de detailvormen reeds kort na hun ontstaan in de Franse centra tot in de meest verwijderde landen optraden. De wijd en zijd reizende bouwmeesters uit de bouwloods van het kroondomein brachten hun vormenmateriaal en hun ervaringen over naar vergelegen plaatsen en met nieuwe ervaringen keerden ze naar hun eigen ’bouwloods’ terug.

Bij alle grote kathedraalwerken van de Gotiek hielden eigen ’loges’ zich met de bouw bezig. Slechts aan kleinere kerken kunnen reizende ’loodsen’ van bouwlieden hebben gewerkt, zoals die reeds gevormd waren door de Cisterciënsers. De ’bouwloods’ (opus) was de streng georganiseerde gemeenschap van bouwuitvoerder (operarius), architect (magister operis), van steenhouwers, gezellen en helpers. Technische en artistieke ervaring werden door de bouwloods bewaard en van generatie op generatie doorgegeven. In de bouwloods ontstonden ontwerpen voor de kerkgebouwen; hier werden de plannen getekend. Maar tevens was de bouwloods de werkplaats, waar de stenen werden gehouwen en de beeldhouwwerken (die vaak door de architect waren ontworpen). Meer weten we niet over de structuur van een bouwloods en over het technische procédé bij de bouw van een kathedraal. Pas uit de late Middeleeuwen zijn loodsen-reglementen bewaard gebleven, die stellig vroegere navolgen.

Voor de late Gotiek is het typerend, dat het ontwerp van de bouwwerken niet meer in het anonieme collectivum van de bouwloodsen ontstaat, maar dat individuele bouwmeesters hun eigen stijl ontplooien. Italië heeft in de vijftiende eeuw de stap gedaan naar de Renaissance, naar de individuele stijl en die stijl krijgt het stempel van individuele kunstenaars. Een overeenkomstige ontwikkeling zet in het Noorden in; de grote artistieke gemeenschap der Middeleeuwen splijt uiteen in het werk van vele individuen; ze hebben echter altijd nog veel te danken aan de traditie.

Een bouwmeester uit de rijpe Gotiek doet ons nadere informaties aan de hand over de manier, waarop een architect werkte. De Parijse Nationale Bibliotheek bewaart het bouwloodsboek van Villart de Honnecourt. Deze uit Picardië afkomstige meester legde omstreeks 1235 zijn praktische en theoretische ervaringen in een boek neer en voegde aan zijn tekeningen korte verklarende teksten toe. Dit boek brengt ons geheel in de sfeer van een gotische kathedraal. Een rijkdom aan bijzonderheden is bijeengebracht; behalve plattegronden van gehele kerken toont het leer- en modellenboek detailvormen als steunberen, pinakels, venster- maaswerk, ontwerpen voor figuren, voor een lessenaar of voor een koorgestoelte. Ribprofielen en pijlerdoorsneden worden met dezelfde uitvoerigheid getekend als dakstoelen, hefwerktuigen, een zaagmolen of verhoudingsstudies. ’Ware grond van de kunst’ noemt Villart het vierkant. Aan de hand van het vierkant laat hij zien hoe uit een vaste geometrische grondvorm het wonderwerk groeit van een gotische kathedraal. Het vierkant en de driehoek, de kwadratuur en de driehoeksmeting, zijn de grondslagen voor de constructie van een bouwwerk, niet de statische be¬rekening. De variaties van de geometrische grondfiguren zijn wetgevend.

Het geschrift van Villart was niet alleen leerboek, maar ook schetsboek. Op zijn reizen, die hem tot in Hongarije brachten, tekende hij een toren van de kathedraal van Laon, in Reims de opstand van een langhuisjuk, het schoringswerk, een maaswerk- venster, de koorkapellen (die hij voor het grootste deel slechts kon kennen uit de plannen van de bouwloods, aangezien de kathedraal nog in aanbouw was), een roosvenster van de kathedraal van Lausanne en de grote roos aan de westgevel van Chartres; ’omdat het mij het best beviel’ schrijft hij zelf bij het maaswerkvenster van Reims. De waardering van een gotische architect, zijn persoonlijk oordeel over de schoonheid van een bouwwerk, spreekt uit deze woorden. Hij neemt waar en kiest uit wat hem belangrijk voorkomt. Voor zijn studie zocht hij de centra op van de gotische bouwkunst om zich verder te ont¬wikkelen. Zijn ervaringen legde hij neer in zijn bouwloodsboek, dat bedoeld was als leerboek voor de leden van zijn loods.

door Dr. Ernst Adam.

< >