Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie T
- toezicht
- toezichter
- toezien zag toe, heeft toegezien
- toeziener
- toezingen
- toezwaaien
- tof
- toffee
- toffel
- tofsteen
- toga
- toilet
- toiletartikel
- toiletdoos
- toiletspiegel
- toilettafel
- toiletteren (zich)
- toiletzeep
- tok-tok
- Tokayer
- tòkè
- tokkelen
- tokkelinstrument
- toko
- tokohouder
- tokojuffrouw v. -en; vrouwelijke bediende in een toko
- tol
- tolbaas
- tolboom
- tolbrug
- tolerabel
- tolerant
- tolerantie
- tolereren
- tolgaarder
- tolhek
- tolhuis
- tolk
- tolkantoor
- tolker
- tolkgans
- tollen
- tollenaar
- tolrecht
- toltarief
- tolverbond
- tolvrij
- tom
- tomaat
- tomahawk
- toman
- tomatensaus
- tomatensoep
- tombak
- tombe
- tombola
- tomeloos
- tomen
- tommy
- TomPouce
- tomtom
- ton
- tonaliteit
- tondel
- tondeldoos
- tonder
- tondeuse
- toneel
- toneelachtig
- toneelcritiek
- toneeldichter
- toneelheld
- toneelkijker
- toneelkunstenaar
- toneellaars
- toneelmatig
- toneelmeester m. -s; hij, die belast is met de zorg voor de decoratiën en requisieten tijdens de toneelvoorstellingen
- toneelrot
- toneelscherm
- toneelschikking
- toneelschool
- toneelspel
- toneelspeler
- toneelstuk
- toneelverbond
- toneelvoorstelling
- tonelist
- tonen
- tong
- tongband
- tongbeen
- tongblaar
- tongewelf
- tongkijker
- tongletter
- tongriem
- tongschar
- tongschraper
- tongslag
- tongtong
