Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- schapenzuring
- schaper
- schapevacht
- schapevlees
- schapevlies
- schappelijk
- schapraai
- schar
- schar(re)bier
- schardijn
- scharen
- scharenslijper
- scharlaken
- scharlakenkoorts
- scharlakenrood
- scharlakens
- scharmaaien
- scharminkel
- scharminkelig
- scharnier
- scharniergewricht
- scharre
- scharrebijter
- scharrelaar
- scharrelbenen
- scharrelen
- scharren
- scharten
- schat
- schatbewaarder
- schatekster
- schateren
- schaterlach
- schaterlachen
- schatgraver
- schatkamer
- schatkist
- schatkistbiljet
- schatkistpromesse
- schatlijster
- schatmeester
- schatplichtig
- schatrijk
- schatten
- schatter
- schattig
- schatting
- schavak
- schavelen
- schaveling
- schaven
- schaverdijn
- schaverdijnen
- schavot
- schavotkleur
- schavotteren
- schavuit
- schavuitstuk
- schede
- schedel
- schedelboor
- schedelbreuk
- schedelleer
- Schedelplaats
- schedelpunt
- schee
- scheef
- scheefbeen
- scheefhals
- scheefogig
- scheel
- scheeloog
- scheelzien
- scheem
- scheen
- scheenbeen
- scheendekker
- scheenstuk
- scheep
- scheepgaan
- scheepjesschelling
- scheeprijk
- scheepsaandeel
- scheepsaffuit
- scheepsagent
- scheepsbehoeften
- scheepsbeschuit
- scheepsbevrachter
- scheepsbewijs
- scheepsblok
- scheepsbouw
- scheepsbouwkundig
- scheepsbouwmeester
- scheepsdokter
- scheepsgelegenheid
- scheepshol
- scheepsjongen
- scheepsjournaal
- scheepskaak
- scheepskameel
