Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie O
- omkransen
- omkreits
- omkrijgen
- omlaag
- omlauweren
- omlegeren
- omlegering
- omleggen
- omlegsel
- omleiden
- omliggend
- omlijsten
- omloop
- omloopstijd
- omlopen
- omloveren
- omme ende bij
- ommekant
- ommekomst
- Ommeland
- Ommelander
- Ommelands
- ommendom
- Ommerschans
- ommetje
- ommezien, omzien
- ommezijde
- ommuren
- omnevelen
- Omnia fausta (et prospera)
- omnibus
- omnipotent
- omnivoor
- ompagaaien
- ompaggeren
- ompalen
- ompaling
- ompanseren
- omprangen
- ompraten
- omranden
- omranken
- omrasteren
- omrijden
- omringdijk
- omringen
- omringkade
- omrit
- omroep
- omroepen
- omroeper
- omroepvereniging
- omroeren
- omruil
- omruilen
- omschaduwen
- omschansen
- omschansing
- omscheppen
- omschieten
- omschorsen
- omschrift
- omschrijven
- omschrijving
- omschudden
- omsingelen
- omslaan
- omslachtig
- omslachtigheid
- omslag
- omslagdoek
- omslepen
- omslingeren
- omsluieren
- omsluiten
- omsluiting
- omspannen
- omspelden
- omspitten
- omspoelen
- omspringen
- omstaan
- omstander
- omstandig
- omstandigheid
- omsteken
- omstralen
- omstreek
- omstreeks
- omstrengelen
- omstulpen, omstelpen
- omstuwen
- omtogen
- omtrek
- omtrekken
- omtrent
- omtuinen
- omtuining
- omvaart
- omvademen