XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Sergej Rachmaninov

betekenis & definitie

Sergej Rachmaninov (Oneg 1873-Beverley Hills 1943) was de laatste van de grote romantische componisten uit Rusland. Hij werd aanvankelijk beïnvloed door zowel Tsjaikovski als Rimski-Korsakov en Borodin, maar creëerde een eigen idioom, gekenmerkt door een grote lyriek, economisch materiaalgebruik en hechte structuren.

Rachmaninov was bovendien een fenomenaal pianist zijn plaatopnamen zijn nog altijd exemplarisch voor de Moskouse traditie vóór de revolutie en een gevierd dirigent. Zijn oeuvrelijst bleef relatief kort onder de druk die het bestaan als podiumsolist met zich meebracht. De piano figureert in veel van zijn werken, maar in zijn liederen, koorwerken, opera's en orkestwerken bewees Rachmaninov zich ook als een formidabel melodieus en een origineel orkestrator.

Traumatische gebeurtenissen;
In vrijwel geen enkele toelichting op Rachmaninovs werk ontbreekt een verwijzing naar een van de traumatische gebeurtenissen die zijn leven bepaalden. Zijn vader, een gewezen kapitein uit de Keizerlijke Garde, verbraste met riskante speculaties de vijf landgoederen en het volledige vermogen dat diens vrouw, een welgestelde generaalsdochter, had ingebracht. De familie trok in 1882 naar St. Petersburg, waar Sergej zich als leerling aan het conservatorium inschreef. Een difterie-epidemie kostte Rachmaninovs zus Sofia het leven en verwoestte de toch al wankele relatie tussen zijn ouders. Een scheiding volgde. Sergejs moeder, zelf een begenadigd pianiste, hield door huiselijke besognes minder tijd over voor de begeleiding van haar zoon, en in 1885 zakte Rachmaninov voor zijn overgangsexamen. Op advies van zijn neef, de befaamde pianist en dirigent Alexander Ziloti, werd Sergej naar Moskou gestuurd om zich onder de strenge discipline van de pianopedagoog Nikolaj Zverev verder te kunnen ontwikkelen. Tijdens de zondagmiddagbijeenkomsten in diens huis ontmoette Rachmaninov de meest vooraanstaande musici van zijn tijd: Anton Rubinstein, Tanejev, Arenski en Tsjaikovski.

Aan Zverev dankte Rachmaninov zijn onnavolgbare kwaliteiten als concertpianist. Maar Rachmaninov wilde meer. Vanaf 1888 volgde hij pianolessen aan het conservatorium van Moskou bij Ziloti. Daar bekwaamde hij zich, tegen de wil van Zverev in, vanaf 1889 in het componeren bij Tanejev en Arenski. Omdat Ziloti in 1891 ontslag nam, besloot Rachmaninov een jaar vroeger dan gepland af te studeren, en met succes. Die zomer voltooide hij zijn Eerste pianoconcert op Ivanovka, het afgelegen buiten van zijn verwanten bij wie hij na de breuk met Zverev woonde, de familie Satin. Een jaar later volgde de opera Aleko, gebaseerd op Poesjkins gedicht De zigeuners, waarmee Rachmaninov met de hoogst mogelijke onderscheiding, een gouden medaille, zijn compositieopleiding afrondde. De eenakter was qua vorm en thematiek onmiskenbaar geïnspireerd door Cavelleria rusticana van Mascagni, maar in muzikaal opzicht was Rachmaninov in dit werk sterk beïnvloed door de lyricus Tsjaikovski. De jonge componist kreeg alle steun van zijn grote idool en het was Tsjaikovski die suggereerde het stuk voortaan op één avond met zijn eigen opera lolanta te programmeren. Het Trio élégiaque nr. 2 (1893) schreef Rachmaninov na de dood van Tsjaikovski als een in memoriam.

Crisis overwonnen:
Triomfen vierde Rachmaninov intussen met zijn Prelude in cis. Dit theatrale pianowerk bleef zijn verdere leven immens populair, zelfs al schreef Rachmaninov nadien origineler uitgewerkte pianocomposities, zoals de sterk op klank geconcentreerde Etudes-tableaux (1917). De première op 27 maart 1897 van zijn eerste grote orkestwerk, de in 1895 voltooide Eerste symfonie, was beduidend minder succesvol. Alexander Glazoenov dirigeerde weinig geïnspireerd, mogelijk onder invloed van de wodka die hem overal vergezelde. De kritiek was vernietigend. Rachmaninovs collega Alexander Cui vergeleek haar in een brief met Strauss en Skrjabin, 'wier absurde kakofonie zelfs in de dertigste eeuw nog moeilijk te begrijpen zal zijn.' Teleurgesteld componeerde Rachmaninov drie jaar lang vrijwel niets. Hij stortte zich in een nieuwe loopbaan als dirigent bij Moskous eerste particuliere operagezelschap van Savva Mamontov. Daar raakte hij snel vertrouwd met het grote repertoire uit Rusland en het Westen, en begon hij een levenslange vriendschap met Mamontovs sterzanger, Fjodor Sjaljapin.

Na intensieve gesprekken met de hooggewaardeerde hypnotiseur Dr. Nikolaj Dahl herwon Rachmaninov zijn zelfvertrouwen en schreef hij zijn Tweede pianoconcert (1900-01) en de belangrijkste scène uit zijn opera Francesca da Rimini (naar Dantes Inferno), die in 1906 in première zou gaan. Bovendien verloofde hij zich met Natalja Satina. Hij kon in 1902 trouwen, ook al was een verbintenis tussen neef en nicht in de Russisch-orthodoxe kerk eigenlijk verboden. Een van de twee huizen op Ivanovka (regio Tambov) was hun huwelijkscadeau. In de grote afzondering van dat landgoed werden in 1905 de opera's De gierige ridder (naar Poesjkin) en Francesca da Rimini voltooid. Rachmaninov dirigeerde beide werken in het Bolsjoj Theater in Moskou, waar hij sinds 1904 was aangesteld.

De politieke onrust in Rusland deed de familie in 1906 naar Dresden uitwijken. Daar schreef Rachmaninov drie van zijn bekendste werken: de Tweede symfonie (1907), het symfonische gedicht Dodeneiland (1909, naar een schilderij van Böcklin) en het Derde pianoconcert (1909), en werkte hij aan een laatste, wegens een rechtenkwestie nooit voltooide opera Manna Vanna (naar Maeterlinck).

Het virtuoze Derde pianoconcert was Rachmaninovs visitekaartje tijdens zijn eerste Amerika-tournee in 1909. Ondanks zijn succes zag de componist af van verdere Amerikaanse contracten en keerde hij enkele maanden per jaar terug naar de stilte van Ivanovka, waar hij in 1910 de Preludes op. 32 en een Liturgie van Johannes Chrysostomos voor koor a capella schreef, en in de volgende jaren de Etudes-tableaux op. 33 en de Veertien liederen op. 34 (met als laatste de door tallozen bewerkte Vocalise). Om bij te komen van een te vol concertseizoen trokken de Rachmaninovs, met dochters Irina en Tatjana, in de zomer van 1913 naar Zwitserland en vervolgens naar Rome. Aan dezelfde tafel waaraan Tsjaikovski met zijn broer Modest had zitten werken, schreef Rachmaninov de koorsymfonie Kolokola (De klokken, 1913, op Konstantin Balmonts vertaling van een gedicht van Edgar Allen Poe). Tot in lengte van dagen zou hij het als zijn lievelingswerk beschouwen. Het werk evoceert de voor Rachmaninov typische verontrustende mengeling van jubel en doodsangst nog eens onderstreept door toespelingen op Wagners Tristan und Isolde.

Revolutie:
Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog lag Rachmaninovs componeerwerk vrijwel stil. Uitzondering was een meesterwerk voor koor, de Vsenosjtsjnoje bdenije (Vigilie voor de gehele nacht, 1915), bedoeld voor gebruik in de kerk, maar nooit als zodanig geaccepteerd. Tijdens het revolutiejaar 1917 wisten de Rachmaninovs via Stockholm naar het Westen te ontkomen. De componist had 2000 roebel op zak, plus één partituur: De gouden haan van Rimski-Korsakov. Ivanovka viel ten prooi aan plunderaars en werd uiteindelijk verwoest (maar tussen begin jaren '70 en 1995 gereconstrueerd).

De onherstelbare breuk met het vaderland betekende een omslag in Rachmaninovs carrière. Als concertpianist kon hij zijn gezin een inkomen garanderen, als componist in een snel veranderende wereld niet. Voor de verfijnde liederen, zoals hij er in Rusland vele tientallen schreef, was in het Westen geen publiek. Voor zijn pianoconcerten en symfonische oeuvre wel, ook al had Rachmaninov dikwijls te kampen met negatieve critici, die hem in de jaren van neoclassicisme en twaalftoonstechniek op zijn best als reliek uit een ver verleden beschouwden. In de kwart eeuw die Rachmaninov nog zou resten, schreef hij slechts zes grote composities. In zijn huis in New York trachtte Rachmaninov de atmosfeer van Ivanovka zo goed mogelijk te herstellen door Russische bedienden aan te stellen, zoveel mogelijk Russische gasten uit te nodigen en oude gebruiken te bewaren. Slopende concerttournees door Amerika volgden, de pianist tekende een opnamecontract met de Victor Talking Machine Company, en Steinway doneerde een vleugel. Vanaf het seizoen 1923-24 keerde Rachmaninov weer vaker terug naar Europa, in Parijs stelde hij het auteursrecht op zijn eigen composities veilig door de oprichting van zijn eigen muziekuitgeverij TAIR (Tatjana-Irina) en in de jaren '30 kocht hij een stuk land aan het meer van Luzem waar hij de villa Senar (Sergej-Natalja-Rachmaninov) liet bouwen, die hem een rustige omgeving bood, gelijkend op Ivanovka. Zijn Vierde pianoconcert (1926-41) kreeg geen bijval en werd tot 2000 slechts in gecoupeerde vorm gehoord.

Rachmaninov componeerde tijdens de adempauzes tussen de concertseizoenen de Corelli-variaties (1931), de Paganini-rapsodie (1934) en de Derde symfonie (1935-36/38). De dreiging van een nieuwe oorlog deed Rachmaninov definitief naar de VS vertrekken, waar hij in de herfst van 1940 de Symfonische dansen schreef. Hierin refereerde hij aan de werken die hem het dierbaarst waren, zoals de Vigilie en de Eerste symfonie, en bovendien aan het Dies irae uit de gregoriaanse requiemmis, dat rondspookt in zovele van Rachmaninovs werken. Aan het eind van een laatste uitputtend concertseizoen overleed de componist op 28 maart 1943.

Herfsttij der romantiek:
Ondanks zijn aristocratische afkomst bleef Rachmaninovs werk in het socialistische Rusland hooggewaardeerd. Een uitzondering vormde een korte periode in de jaren '30 waarin hem zijn kritische uitlatingen in de pers over de sovjetpolitiek werden verweten. In het Westen behoren vooral het Tweede en Derde pianoconcert, de Tweede en Derde symfonieen Dodeneiland tot het ijzeren repertoire. Pas in de laatste decennia neemt ook de muziekkritiek de reus uit de herfsttij der romantiek weer serieus. Hoewel de helft van zijn leven zich afspeelde in de 20e eeuw, was Rachmaninovs definitie van muziek puur romantisch: 'Het is een stille maannacht; het is het ruisen van onrustige bladeren; het is een verre, eeuwige klank; het is datgene dat uit het hart komt en tot het hart spreekt; het is de liefde! Poëzie is de zuster der muziek, en haar moeder-de weemoed!'

Oeuvre
4 pianoconcerten, Paganini-rapsodie voor piano en orkest; 3 symfonieën, 3 symfonische gedichten; 3 opera's; koorwerken; pianowerken (waaronder 6 Moments musicaux, 2 bundels Preludes, 9 Etudes-tableaux en 2 sonates); ca. 85 liederen.