XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Pasticcio

betekenis & definitie

Pasticcio (It. pastei; fig. warboel, imitatie, Fr. pastiche) is een opera of een religieus vocaal werk dat is samengesteld uit al bestaande muziek.

De term dook voor het eerst op in de autobiografie van Quantz (1754), en kreeg in de 19e eeuw een uitgesproken denigrerende betekenis. Het is verhelderend om je te realiseren dat de term 'componist' eigenlijk 'samensteller' betekent. In die zin was degene die een effectieve pasticcio samenstelde een goed vakman, net als iemand die een lekkere pastei bakt. De pasticcio-praktijk was in de 18e eeuw nauw verbonden met het beroep van opera-impresario. Sinds de opkomst van de publiekstheaters zorgde de impresario voor de uitvoerende musici, en ook grotendeels voor het repertoire. Hij moest steeds met iets 'nieuws' en succesvols te komen, want de zalen moesten vol en de zangers verwachtten een salaris. Niet altijd was er een nieuw meesterwerk voorhanden. Zo werd soms een bestaande partituur aangevuld met succesnummers uit andere opera's, of een al gebruikt libretto werd voorzien van muziek van diverse herkomst. Ook werden soms beroemde aria's bijeengebracht onder de noemer van een nieuw libretto. In de laatste akte van zijn opera Don Giovanni maakte Mozart een toespeling op deze praktijk door het huisorkestje van de adellijke heer deuntjes te laten spelen uit drie bekende opera's, waaronder zijn eigen Figaro.