XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Oratorium

betekenis & definitie

Een oratorium (Lat. ruimte waar men bidt) is een niet-geënsceneerd uitgevoerd muzikaal drama, meestal met een religieus onderwerp. Het oratorium is nauw verwant aan de cantate.

Rond 1600 begon de priester Filippo Neri in het Oratorio di S. Maria in Vallicella in Rome zijn preken te verlevendigen en te illustreren met muziek. Neri en zijn volgelingen kregen pauselijke erkenning en hun religieuze orde kreeg de naam Congregazione dell'Oratorio.

Kerkdiensten werden al eerder opgeluisterd met mysteriespelen en gezongen religieuze dialogen, maar nieuw aan het oratorium was dat men emoties (affecten) wilde opwekken, net als in de opera.

Het eerste overgeleverde oratorium is La rappresentazione di Anima e di Corpo van Emilio Cavalieri (1600). In dit vroege stadium schijnt het oratorium soms zelfs als religieuze opera te zijn uitgevoerd, compleet met actie, decors en kostuums. Giacomo Carissimi bracht daar in de loop van de 17e eeuw verandering in met zijn introductie van een 'verteller' die het verhaal weergaf in recitatieven. Dat maakte een geënsceneerde uitvoering onnodig. Toch bleef het dramatische karakter behouden, zoals bijvoorbeeld in de Mattheus Passie van Bach (1729) waarin de Evangelist de rol van 'verteller' vervult. Begin 18e eeuw werd de da capo-aria door Alessandro Scarlatti ontworpen en zowel in het oratorium als in de opera en de cantate ingevoerd.

In Italië werd het oratorium in de loop van de 18e eeuw verdrongen door de opera. In Duitsland had het met de oratoria van de 17e-eeuwse componist Heinrich Schütz een specifieke vorm gekregen: de Oratorium Passie, met het lijdensverhaal van Christus als onderwerp. Hierin werden de vrij neutrale bijbelteksten vervangen door voor de gelegenheid geschreven parafrases. Uit de lutherse eredienst werd het koraal overgenomen als een intiem moment van inkeer. Voor de begeleiding van de recitatieven werd de sobere basso-continuotechniek steeds vaker toegepast, terwijl de aria's en koren door het orkest werden ondersteund.

Via de Passionen van o.a. Telemann, Mattheson en Keiser bereikte Bach in de Johannes Passie (1723) en de Mattheus Passie (1729) het absolute hoogtepunt in deze ontwikkeling.

Hoewel de Passie een oratorium was, bestond er toch een relevant verschil met het 'gewone' oratorium: de Passie was verankerd in de liturgie en werd uitgevoerd in de kerk. Zo was de Mattheus Passie van oudsher (sinds de 5e eeuw) verbonden met Palmzondag en de Johannes Passie met Goede Vrijdag. Het oratorium echter werd uitgevoerd in het theater of de kerk en uiteindelijk vooral in de concertzaal. De oratoria van Händel brachten de 18e-eeuwse Engelse kerkelijke autoriteiten behoorlijk in verwarring: qua vorm waren ze niet-geënsceneerd, terwijl hun inhoud meestal afkomstig was uit de bijbel. Noch in het theater, noch in de kerk hoorden deze oratoria thuis. De concertzaal bleek de oplossing te zijn voor oratorium uitvoeringen sinds Händels tijd. Händels dramatische bijbelse oratoria vonden navolging bij Mendelssohn (Paulus, Elias), terwijl zijn contemplatieve Messiah o.a. weerklank vond bij Haydn (Die Schöpfung, Die Jahreszeiten). Ook in de 19e en 20ste eeuw is het oratorium levensvatbaar gebleken.