XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Luigi Nono

betekenis & definitie

Luigi Nono (Venetië 1924-1990) was een Italiaanse componist die samen met Stockhausen en Boulez behoorde tot de kern van de naoorlogse avant-garde. Hij koppelde een seriële schrijfwijze aan warmbloedige lyriek, en zijn muziek getuigt van grote verbondenheid met de onderdrukten der aarde.

Nono groeide op in een artistieke familie: zijn grootvader schilderde, een oom beeldhouwde en zijn ouders waren fervente amateur-musici. Van 1943-45 studeerde hij compositie bij Malipiero aan het Conservatorium van Venetië. Hier werd hij grondig geschoold in de polyfonie van de Renaissance, maar ook in de twaalftoonstechniek van Schönberg. Geestelijk werd hij gevormd door de fascistische onderdrukking en zijn werk in het verzet (hij was zestien toen de oorlog uitbrak!), muzikaal was zijn vriendschap met Madema cruciaal. Ze ontmoetten elkaar in 1946 en zochten naar een nieuwe muziekesthetiek, waarbij ze zich oriënteerden op de lyrische muziek van Dallapiccola, maar tegelijkertijd de verworvenheden van de twaalftoonsmuziek exploreerden. In 1948 volgde Nono een cursus bij de vooruitstrevende dirigent Hermann Scherchen. Deze introduceerde zijn orkestwerk Variazioni canoniche tijdens de Ferienkurse in Darmstadt, waar de naoorlogse avant-garde elkaar trof. In 1951 ontmoette Nono hier Stockhausen en Goeyvaerts. Met hen voelde hij zich aangetrokken tot het serialisme, waarin niet alleen toonhoogte, maar ook toonduur, dynamiek en klankkleur in reeksen werden geordend alvorens men begon te componeren. Nono gebruikte in zijn reeksen alle bestaande intervallen en schiep hiermee een inventief, snel van instrument naar instrument verspringend lijnenspel. Maar ondanks de intellectuele uitgangspunten staan lyriek en emotie voorop: altijd weet Nono ons met de ongekende klankpracht en intensiteit van zijn muziek te ontroeren.

Hoogtepunten zijn Liebeslied voor koor en instrumenten (1954); Il canto sospeso voor sopraan, mezzosopraan, tenor, koor en orkest, op teksten van verzetsstrijders (1955-56); de muziektheaterwerken Intolleranza (1960) en Al gran sole carico d'amore (1972-74) over het uitbannen van fascisme door klassenstrijd; Sofferte onde serene voor piano en tape (1976); No hay caminos, hay que caminar voor zeven ruimtelijk opgestelde orkestgroepen (1987) en het strijkkwartet Fragmente Stille, an Diotima (1979-80). Zijn muziek beweegt zich op de rand van de stilte en maakt dikwijls gebruik van elektronica. Nono overtuigde bovendien door zijn enorme sociale betrokkenheid, die hij niet alleen uitdroeg in zijn composities, maar ook in daden. In 1952 werd hij actief lid van de communistische partij en ook verzorgde hij concerten in fabriekshallen. Zelf zei hij hierover: 'Al mijn werken hebben een menselijk uitgangspunt: vaak een gebeurtenis, soms een ervaring die fungeert als een venster op ons leven en die mijn instinct en geweten prikkelt, om mij te dwingen als musicus en als mens te documenteren en getuigen.' Nono's levenshouding heeft een klein, maar imposant oeuvre opgeleverd.

Oeuvre
5 muziekdramatische werken; 32 werken zonder elektronica; 15 werken met tape; 10 composities met live elektronica.