XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Jean-Baptiste Lully

betekenis & definitie

Jean-Baptiste Lully (Florence 1632-Parijs 1687) was een Franse barokcomponist van Italiaanse afkomst. Hij was de schepper van de tragédie-lyrique, de ernstige Franse opera ten tijde van de Italiaanse opera seria. Lully was bijna zijn hele leven aan het hof van Lodewijk XIV verbonden en bracht het in zijn relatief korte leven van Italiaans molenaarszoontje tot de machtigste kunstpaus van Frankrijk.

Op zijn 14e werd hij door een neef van 'de zonnekoning' van zijn geboorteplaats Florence naar Frankrijk gebracht om in de hofhouding van een nicht van de Franse koning, prinses de Montpensier, te dienen als kamerjonker. Hij kreeg er compositie- en dansles en bespeelde diverse instrumenten. Toen zijn patrones in 1652 werd verbannen kwam hij in dienst van Lodewijk XIV, die hem benoemde tot Compositeur de la Musique Instrumentale. Lully's eerste composities waren tussenstukjes voor de hofballetten die hij uitvoerde met zijn eigen orkest, La Petite Bande, maar binnen enkele jaren schreef hij hele balletcomposities, zoals Le ballet des bienvenus (1657). Hij bracht een samenhangende dramatische lijn aan in het ballet en transformeerde het hofballet van hoofs tijdverdrijf tot een muziekdramatisch kunstwerkje. De balletouverture begon steeds met een majestueuze inleiding met een gepuncteerd ritme, en hierop volgde een snel fugatisch middenstuk dat werd afgesloten door het statige begin te herhalen. Deze 'Franse ouverture' bleef bijna een eeuw lang de standaardouverture voor suites en opera's, zowel in Frankrijk als daarbuiten. De samenwerking met de grote toneelschrijver Molière bracht nieuwe successen. Samen waren zij onverslaanbaar als scheppers van 'comédies-ballets' waarin toneel, zang en dans samengingen. Werken als Le bourgeois gentilhomme (1670) deden het publiek schaterlachen.

Tragédie-Jyrique:
Maar Lully wilde meer. In 1672 kocht hij het koninklijk privilege om opera's op te voeren en werd hij leider van de Académie Royale de Musique. Hiermee verwierf hij de alleenheerschappij over het Franse muziektheater. Met zijn leuze 'l'opéra, c'est moi' profileerde hij zich als een potentaat, naar het model van Lodewijk XIV ('l'état, c'est moi'). Hij vernietigde alle concurrentie door te verordonneren dat er in het Franse muziektheater (uitgezonderd in het zijne) geen dansers en hoogstens acht musici mochten meewerken. In 1673 schiep hij een totaal nieuw operagenre, de tragédie-lyrique (ook wel tragédie en musique genoemd). Bijna elk jaar schreef Lully een nieuwe opera, meestal op tekst van de tragedieschrijver Philippe Quinault. Hoewel het genre een uitvloeisel was van het ballet de cour en het comédie-ballet, waren vorm en onderwerp wezenlijk anders. Geen koddige gierigaards of ingebeelde zieken bevolkten het toneel, maar goden, halfgoden en mythologische figuren. Een goede declamatie van de tekst was belangrijk, dus werden de recitatieven eenvoudig (récitatief simple) gehouden en de koorpassages waren voornamelijk homofoon.

Lully stierf in de bloei van zijn leven aan een ontsteking aan zijn voet, ontstaan tijdens het dirigeren van zijn Te Deum (1677): de stok waarmee hij met volle kracht op de grond de maat stampte, ging per ongeluk dwars door zijn schoen waardoor hij zichzelf verwondde. Lully was een groot componist en avontuurlijk vernieuwer. Zijn ijzeren greep op het Franse muziekleven werkte echter verlammend. Pas met de komst van de opera's van Rameau (1733) kon het Franse muziekdrama zich verder ontwikkelen.

Oeuvre
16 opera's, waaronder Amadis en Acis et Galatée; 29 balletten, waaronder Le triomphe de l'amour; 14 comédie-ballets, waaronder Monsieur de Pourceaugnac; 12 grands motets, waaronder het Te Deum; 28 wereldlijke vocale werken en verschillende instrumentale composities.