XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Edvard Hagerup Grieg

betekenis & definitie

Edvard Hagerup Grieg (Bergen 1843-1907) was een Noorse componist, pianist en dirigent, die als de belangrijkste Scandinavische componist van zijn generatie Noorwegen voor de rest van de wereld op de kaart zette.

De tijd waarin hij zich begon te ontplooien, omstreeks 1865, was voor de klassieke muziek in Europa een ware bloeiperiode. Componisten lieten zich inspireren door het culturele erfgoed van hun land, door volksliederen, volksdans of nationale historische thema's. Zo schreef de Rus Alexander Borodin in 1867 een nationaal getinte symfonie en Mily Balakirew in 1866 zijn Russische volksliederen. En in hetzelfde jaar kwam de beroemde opera De verkochte bruid van de Tsjech Bedrich Smetana op de planken. Ook Grieg raakte geobsedeerd door de volksmuziek van eigen land en verwerkte Noorse volksmuziek in zijn composities. Een van zijn bekendste werken is de nationaal gekleurde muziek die hij componeerde bij Henrik Ibsens toneelstuk Peer Gynt (1874-1892). De suite hieruit wordt nog steeds veel uitgevoerd, evenals het befaamde Pianoconcert (1868) en de Holberg suite (1884-1885).

Jeugdjaren in Bergen:
Grieg groeide op in een succesvol koopmansgezin in de kleine maar bedrijvige Hanzestad Bergen. Zijn overgrootvader Alexander stamde uit Schotland en heette eigenlijk Greig. Omstreeks 1770 vestigde hij zich in Bergen en zette hij een familiebedrijf op in handel in vis en kreeft. Griegs grootouders waren actief in het Bergense amateurmuziekleven en maakten deel uit van het Musikkselskapet Harmonien, een van de oudste orkesten van Europa. Grieg zelf had de beste pianodocent uit Bergen, namelijk zijn moeder Gesine Hagerup, die gestudeerd had aan het conservatorium van Hamburg. Zij trad op als solist en speelde veel kamermuziek. Grieg kon als kind urenlang experimenteren aan de piano, op zoek naar nieuwe klanken en geluiden, en liet daarbij de schoolse en saaie etudes links liggen. Dat zoeken naar een eigen geluid zou een levenstaak voor hem blijven. Zijn schoolprestaties waren slecht als gevolg van zijn weerzin tegen de rigide schoolsheid, en doordat zijn enige interesse uitging naar de muziek. Hij kreeg de bijnaam Mosak, omdat hij als enige leerling 'Mozart' antwoordde op de vraag wie er een requiem had geschreven.

Studie in Leipzig:
De held in Griegs jonge jaren was zijn schilderachtige 'oom' Ole Bull, de beroemde Noorse vioolvirtuoos die hem introduceerde in de Noorse volksmuziek. In 1858 speelde de jonge Edvard zijn eerste zelfgeschreven stukjes aan hem voor op de piano. Ole Bull overlegde op fluistertoon met Griegs ouders en zei tegen de jongen: 'Jij gaat naar het conservatorium van Leipzig om kunstenaar te worden!' De twee hielden contact tot de dood van Ole Bull in 1880. Grieg studeerde inderdaad aan het conservatorium van Leipzig en had er de beste pedagogen van Europa: Ignaz Moscheles voor piano en Carl Reinecke voor compositie. Hij werd er ingewijd in Mozart, Beethoven en de modernere componisten van zijn tijd die hem beïnvloedden: Mendelssohn, Schumann en Wagner. Ondanks een noodlottige pleuritis, waardoor hij een long moest missen, verliet hij Leipzig in 1862 met uitmuntende diploma's. Na zijn debuut met eigen werk in Zweden vestigde hij zich in het enige Scandinavische cultuurcentrum, Kopenhagen, waar hij goedkeuring oogstte van zijn idool Niels Gade voor zijn Pianosonate (1865) en zijn Eerste vioolsonate (1865). Contact met de Noorse componist Rikard Nordraak bracht Griegs droom 'echt Noorse muziek te componeren' dichterbij. In Kopenhagen kreeg hij een verhouding met zijn nicht Nina, een uitstekend pianiste en zangeres, met wie hij in 1867 trouwde. Geen van hun ouders was aanwezig bij het huwelijk, omdat ze het muzikale stel enkel armoede voorspelden. Als huwelijksgeschenk schreef Grieg zijn Melodieën van het hart, op.5, vier liederen op teksten van hun goede vriend Hans Christian Andersen.

Doorbraak met het Pianoconcert:
De twee verhuisden naar Christiania (Oslo) en beleefden financieel zware jaren, waarin Edvard de kost verdiende met dirigeren en pianolessen. In 1868 werd een dochtertje geboren dat een jaar later overleed aan meningitis. Hetzelfde jaar zag ook het fameuze Pianoconcert in a (1868) het licht, waarmee Grieg definitief doorbrak als componist, na enige tijd ook internationaal. Het is een romantisch virtuozenstuk, opgedragen aan Edmund Neupert, de vriend die in 1869 de wereldpremière verzorgde in Kopenhagen. Europa moest wennen aan het 'enige' pianoconcert uit Scandinavië, aan de muzikale taal van de eigenzinnige Noor, aan zijn korte zinnen, en de kritieken waren niet mals. Claude Debussy woonde in 1903 een uitvoering bij in Parijs en vond het werk onbegrijpelijk en onsamenhangend. Grieg had duidelijk pleitbezorgers nodig. Die taak vervulden Franz Liszt en Julius Röntgen. Tijdens hun ontmoeting in Rome in 1870 speelde Liszt het concert uit het handschrift zonder het ooit eerder gezien te hebben. Een kleine kring van Liszt-aanbidders was er getuige van. Zeer enthousiast praatte Liszt de jonge componist moed in:'Ga zo voort, ik zeg u, ge hebt er de gave voor, en laat u niet afschrikken!' Met name bij een orkestmelodie helemaal aan het eind stond Liszt plotseling op en liep hij, dezelfde melodie luid zingend, door het vertrek. Een warm advocaat voor Griegs muziek was de in Nederland wonende pianist en componist Julius Röntgen. Röntgen nodigde Grieg uit in Nederland, speelde zijn kamermuziekwerken, zijn pianomuziek, waaronder de Lyrische Stücke, maar ook het Pianoconcert (1868). De twee componisten waren hecht met elkaar bevriend en voerden een levendige correspondentie, die grotendeels is uitgegeven.

Het Pianoconcert begint verrassend met een paukenroffel en een markant, bijna gehamerd openingsmotief. Dit vormt in wisselende gedaanten de rode draad van de drie delen van het concert en maakt er een cyclisch geheel van. Een van de meest gedenkwaardige momenten uit de westerse klassieke muziek is de langgerekte exotisch gekleurde melodie helemaal aan het eind. Dit was de passage in het concert waar Liszt zo verrukt van was.

Holberg en Peer Gynt:
Merkwaardig genoeg zijn de sporen van Noorse volksmuziek het minst te vinden in een zeer Noors stuk van Grieg: de bekende Holberg-suite. Grieg schreef dit stuk in 1884 voor de tweehonderdste verjaardag van Ludvig Holberg, Noorse schrijver en historicus (1684-1754). Holberg wordt beschouwd als een van de grootste vertegenwoordigers van de Verlichting en wordt ook wel de Molière van Noorwegen genoemd. Grieg had de suite eigenlijk 'Uit Holbergs tijd' genoemd en had daarom dansen uit de Barok gebruikt, dansen die Holberg ongetwijfeld gekend heeft, zoals de sarabande en de gavotte. Daardoor is een fraaie mix ontstaan van barokke vorm en een romantische muziekstijl waarin onmiddellijk Grieg te herkennen is. Net als in de barokke suite heeft Grieg gezorgd voor contrast en afwisseling van sferen.

Na de dood van hun dochtertje ontstond een geleidelijke verwijdering tussen Edvard en Nina. Na een lange emotionele en artistieke crisis werd het stel weer met elkaar verzoend dankzij Griegs goede
vriend Frants Beyer. Hij hielp hen later bij het vinden van een 'thuis' in Bergen in 1885, de beroemde villa in Troldhaugen. In de jaren '70 van de 19e eeuw werkte Grieg samen met de Noorse schrijver
Bjornson en verwerkte hij diens gedichten en teksten tot liederen, koorwerken en toneelmuziek. De twee kregen een conflict toen Grieg muziek schreef bij het toneelstuk Peer Gynt (1875) van Henrik Ibsen.
De première van Peer Gynt in het Christiania Theater in Oslo in 1876 was een onmiddellijk succes. In 1888 en 1893 publiceerde Grieg zijn twee Suites uit muziek voor Peer Gynt. Ze behoren tot de meest
gespeelde orkestmuziek aller tijden. Daarnaast was Grieg vooral in trek als componist van romantische liederen in een heel eigen Noorse stijl, veelal op teksten van Ibsen, en van de korte karakteristieke
miniaturen voor piano, de zogenaamde Lyrische Stücke voor piano (1867).

Uitputting
Grieg reisde veel en maakte uitgebreide tournees naar Leipzig, Praag, Berlijn, Londen en Parijs; ook trok hij veel door de Noorse bergen. Onderweg raakte hij bevriend met Tsjaikovski, Brahms, Liszt, Delius, Saint-Saëns, Röntgen en MacDowell. Van invloed was Griegs muziek op die van Bartók, Debussy en Ravel. De tournees met hun talloze concerten hadden te veel geëist van Grieg met zijn zwakke gezondheid. Een laatste reis in september 1907 naar een festival in Leeds moest hij, al wachtend op de boot, plotseling afzeggen. Kort daarna, op 4 september 1907, overleed hij aan chronische uitputting in een ziekenhuis in Bergen.

Oeuvre:
4 vocaal-instrumentale toneelmuziekwerken; 11 vocale werken met orkest; 19 orkestwerken waaronder 1 symfonie en 1 pianoconcert; 26 koorwerken met piano; 173 liederen met piano; kamermuziek, waaronder 2 vioolsonates, 2 strijkkwartetten, 1 cellosonate, 1 pianokwintet; 240 werken voor piano.