André Caplet (Le Havre 1878 - Neuilly-sur-Seine 1925) was een Frans componist en dirigent die enigszins in de schaduw stond van zijn vriend Debussy, en die zich vooral in zijn liederen persoonlijk profileerde.
In een brief schreef Debussy over hem: 'Die Caplet, dat is een kunstenaar. Hij weet met klank een atmosfeer te treffen en hij heeft een goed gevoel voor proporties. Dat is zeldzamer dan je zou denken.' Deze opmerking is vooral juist wat betreft zijn liederen, waarbij steeds de sfeer van de tekst raak is weergegeven. In zijn muziek komen elementen uit de late Romantiek (bijv. Skrjabin) samen tot een Frans impressionistisch idioom.
Als briljant conservatoriumstudent in Parijs won Caplet in 1901 de Prix de Rome (de tweede prijs ging naar Ravel). Inmiddels had hij al een reputatie opgebouwd als dirigent: op zijn 21e werd hij chef-dirigent van het Odéon in Parijs, en van 1910 tot 1914 had hij een aanstelling aan de opera van Boston. Daar dirigeerde hij o.a. de Amerikaanse première van Wagners Tristan en Debussy's Pelléas et Mélisande. Vervolgens meldde hij zich als vrijwilliger bij het leger. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liep hij een permanente beschadiging op aan zijn longen, en daarom gaf hij vanaf 1918 het dirigeren op. Na zijn oorlogservaringen begon hij als gelovig katholiek ook mystieke werken te schrijven, zoals het koorwerk Le miroir de Jesus (1923). Aan Debussy is de naam van Caplet vooral verbonden vanwege zijn orkestraties van o.a. diens Martyre de Saint-Sébastien, Children's Corner en La boite à joujoux.
Oeuvre
Zo'n 50 liederen; 3 koorwerken; werken voor wisselende bezetting; 1 celloconcert; 1 bundel piano-vierhandig.