Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Gepubliceerd op 16-01-2023

Schisma

betekenis & definitie

[= (kerk)scheuring] vindt plaats, wanneer een kerk zich met behoud van de ware geloofsleer aan de eenheid der Kerk, het gezag van den paus van Rome, onttrekt. Het meest bekende is het Oostersche Schisma van Photius (867), voltooid door Michael Caerularius (1054). Het → Westersche Schisma (1378-1417) was eerder een crisis van het pauselijk gezag dan een schisma der Kerk. Verder het Anglicaansch Schisma van Hendrik VIII (1553), dat later tot ketterij ontaardde; zie Anglicanisme. Zie ook de bijlage Algemeene Kerkvergaderingen bij Oecumenisch Concilie.

< >