Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Gepubliceerd op 25-01-2023

Driekoningen

betekenis & definitie

feest, dat de verschijning (Epiphanie’) des Heeren ofwel de openbaring van Christus als God herdenkt, gevierd op 6 Januari. Een oorspronkelijk Oostersch feest ter viering van de openbaring van Christus als God (Theophanie’ = Godsopenbaring) door het getuigenis van den Vader bij Christus’ Doopsel in den Jordaan („Deze is Mijn welbeminde Zoon”) en door Zijn eerste wonder op de bruiloft van Kana; voorts van Zijn openbaring als mensch door Zijn geboorte. Het Westen heeft het feest overgenomen, doch daar het feest der geboorte er reeds gevierd werd op 25 December, werd het hoofdthema van het Westersche feest de openbaring van Christus aan de heidenen, de aanbidding der Wijzen. Deze Wijzen worden door de H. Schrift niet als koningen, maar als Magi, d.i. Perzische priesters gekenmerkt; de traditie kent hun namen: Caspar, Melchior en Balthassar; in Keulen worden hun relieken bewaard.

In sommige streken wordt het Driekoningenfeest door de jeugd gevierd met optochten (in Vlaanderen sedert den oorlog met groote Koningsstoeten, die meestal ’s avonds rondtrekken en waarbij inzamelingen voor de Missies worden gehouden) en met kaarsjespringen, waarbij een Driekoningenkaars in den vorm van een driepuntige vork wordt gebruikt. Bekend zijn ook de vele Driekoningenliederen, het Driekoningenbrood, of (in Vlaanderen) Koningskoek met een erwt of boon er in; verder het in Vlaanderen en Zuid-Nederland nog zeer gebruikelijke Koningtrekken, waarbij de koning van het feest wordt aangeduid door het trekken van een erwt of boon.