Het w. van een spoorwegmaatschappij omvat het rollend materieel. Algemeen kenmerk van een spoorweg-w.: het materieel is bestemd voor beweging over rails (niet steeds uitsluitend, vergelijk den Michelin-railauto): is voorzien van wielen met flenzen. Uit de verschillende eenheden van een w. vormt men treinen van zeer uiteenloopende samenstelling, al naar de bestemming, door samenkoppelen: stoot- en trekwerk (Europa); centraal-automatische (Scharfenberg) koppeling (Amerika). De Europ. voertuigen met centr. koppeling zijn nog niet toegelaten in transito verkeer, dragen geen R.I.C.-teeken: Regolamente Internazionale Carozzi.
Het w. (➝ Classificatie-spoorwegen) wordt onderverdeeld: motorisch en niet-motorisch of gesleept materieel. De eerste groep vervolgens naar de drijfkracht (➝ Tractiesysteem); de tweede groep naar de bestemming.Rijtuigen voor personentreinen: personen-, post-, bagage-, slaap-, restauratie-, luxerijtuigen. Eigengewicht, rijtuigvorm (strooml.) beheerschen bij een gegeven bestemming(day-coach, restauratiewagen, enz.) en gegeven ruimteverdeeling het benoodigd tractievermogen per ton (trein)gewicht, ton (trein)gewicht per zitplaats.
Wagens voor goederenvervoer: open en gesloten, een groote groep speciaalgoederenwagens: vee-, tank-, containerwagens, enz. Bij deze groep wordt de constructie vooral beheerscht door het verhardingscijfer: nuttige last per ton eigengewicht.
Een verdere onderverdeeling bijv. van de groep rijtuigen: personenrijtuigen kan geschieden naar:
a) het aantal assen. Voor sneltreinmateriaal algemeen twee- of drieassige draaistelrijtuigen.
b) De inwendige bekleeding: klassenindeeling.
c) De ruimte-indeeling. Coupérijtuigen of thans algemeen doorgangsrijtuigen met zij- of middengang. Bij D-rijtuigen in- en uitgang aan de rijtuigeinden óf ingang in het midden, uitgang aan de beide einden. Overstapbruggen en vouwbalgen.
d) De bijzondere doeleinden: day-coach, parlorcar; slaap-; restauratiewagen.
Alle voertuigen van één w. hebben, op enkele uitzonderingen na, gemeenschappelijke kenmerken zooals: spoorwijdte, 1 435 mm normaalspoor; profiel; bufferhoogte, normaal 1 040 mm en horizontale bufferafstand, normaal 1 750 mm; ligging verbindingen rem- en verwarmingsleidingen aan de kopwanden; remsysteem; max. toelaatbare asdruk.
Bij moderne stroomlijn-sneltreinen worden een bepaald aantal rijtuigen tot een permanente eenheid samengesteld. In een articulated-train rusten de twee kopwanden van twee achterelkaarloopende rijtuigen op één gemeenschappelijk draaistel. Eenige voorbeelden van laatstgenoemde treinen (vgl. ook staatje):
Aantal assen Totale treinlengte in m Totaal treingew. in ton Totaal treinverm. in pk Aantal effectieve zitpl. Kg per m treinlengte Pk per ton treingewicht
a) 12 72,9 142 1.800 192 1.950 12,7
b) 10 62,1 97,3 800 160 1.570 8,2
c) 18 141,9 298,8 1.800 163 2.110 6,0
d) 8 63,1 114,9 800 160 1.815 6,9
electrische driewagentrein der N.S. 1938. Zes tweeassige draaistellen; 48 zitpl. 2e klasse, 144 zitpl. 3e klasse. Acht motoren 225 pk elk. Tweede klasse 0,88 m2 per zitpl.; derde klasse 0,53 m2 per zitpl.
Dieselelectrische driewagentrein der N.S. 1934. Twee tweeassige draaistellen aan de kopzijden, twee drieassige draaistellen in het midden: full articulated; 48 zitpl. 2e klasse, 112 zitpl. 3e klasse. Twee dieselmotorgeneratoren Maybach 410 pk elk bij 1 400 omwentelingen. In de trucks vier electromotoren (middentrucks), 200 pk elk.
Dieselelectrische zeswagentrein met locomotief der Chicago, Burlington and Quincy Railroad, 1936. Negen tweeassige draaistellen, waarvan vijf full articulated; 163 zitpl. „available for sale”, de overige zitpl. in restauratiewagen en cocktail-lounge zgn. recreational seats. Twee dieselmotorgeneratoren 900 pk elk.
Dieselelectrische driewagentrein der New York New Haven and Hartford Railroad 1934. Vier tweeassige draaistellen: full articulated; 160 zitpl. Twee dieselmotorgeneratoren Westinghouse 400 pk elk.
Lit.: Handb. voor Spoorwegtechniek (3 dln. 1936); Car Builders’ Cyclopedia (1937). Beijnes.