Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Waalsche kunst

betekenis & definitie

Een soort historische fataliteit ontnam aan Wallonië de gelegenheid tot het ontwikkelen van een geprononceerde eigen kunst en eigen cultuur. Wallonië lag beurtelings te dicht bij Frankrijk of bij Vlaanderen. Sinds den Wereldoorlog sloot het nauwer dan ooit aan bij het Fransche cultuurgebied, of liever nog bij Parijs, beschouwd dan niet zoozeer als de hoofdstad van Frankrijk, maar als het cosmopolitische centrum van een sterk naar links georiënteerde internationale. Wallonië heeft daarbij, wat zijn artistieke scheppingskrachten betreft, niets gewonnen, het blijft armer dan ooit aan werkelijk toonaangevende kunstenaars.

Op het gebied van de architectuur en van de plastiek kan men er geen enkel meester van meer dan regionale beteekenis aanwijzen. In het Wallonië van na den Wereldoorlog ontmoeten we weliswaar enkele schilders van een zekere waarde, maar ook hun getal blijkt ten slotte ontmoedigend klein, wanneer men dit getal vergelijkt met de compacte groep Fransche of Vlaamsche schilders, die, de eersten vanuit het Zuiden, de anderen vanuit het Noorden, Wallonië door het prestige van hun superioriteit veroveren. Evenals in Vlaanderen zijn alle kunstrichtingen op dit oogenblik in Wallonië vertegenwoordigd: het Expressionisme door Marcel Caron en Roger Van Gindertael; het Surrealisme op meer toevallige wijze door Auguste Mambour, op meer systematische manier door René Magritte en Paul Levaux; de post-cubistische, zuivere schilderkunst door Pierre Flouquet. Het groote verschil tusschen Vlaamsche en Waalsche kunstenaars ligt vooral in de omstandigheid, dat de Vlamingen meestal traditievaste en geestelijk-gezonde kerels zijn, terwijl hun Waalsche kunstbroeders dikwijls gederacineerden schijnen, wat bij velen van hen de oorzaak is van een hopelooze geestesverwarring en betreurenswaardige artistieke oppervlakkigheid.Lit.: M. Seuphor, Un Renouveau de la peinture en Belgique Flamande (1932). Stubbe.