Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vasten

betekenis & definitie

A) Het zich onthouden van spijs en drank. In de Kath. Kerk op sommige tijden aan de geloovigen voorgeschreven. De kerkelijke verplichting tot v. wordt geregeld met heele dagen (➝ Vastendag).

Zij bestaat in het verbod om buiten den eenen vollen maaltijd (niet vóór den middag ongeveer te nemen) spijzen of voedzame dranken te gebruiken, tenzij binnen de beperkte mate, waarin het is toegestaan. Men mag nl. ’s morgens eenig voedsel nemen en ’s avonds een beperkt avondeten (collatie): in de hoeveelheid en de soort der spijzen heeft men zich op beide punten aan de plaatselijke gebruiken te houden. Het gebruik van dranken, die weinig of geen voedende kracht hebben, is niet tegen de vastenverplichting. Ook mag men den vollen maaltijd ’s avonds gebruiken en de collatie ’s middags.De kerkelijke vastenwet verplicht allen, die den leeftijd van 21 jaar hebben bereikt en dien van 59 jaar nog niet hebben overschreden. Sommige groepen van personen worden wegens zwaren arbeid jaarlijks door den bisschop gedispenseerd. Ook bij bijzondere gelegenheden kunnen de bisschoppen algemeen dispenseeren in heel het bisdom of in een bepaalde stad. Wegens bijzondere redenen kan de pastoor aan een of meer personen dispensatie verleenen. Wanneer wegens ziekte, zwakte, te verrichten arbeid e.d. het v. groote bezwaren meebrengt, houdt de verplichting op.

V. is ➝ versterving en heeft dus hetzelfde doel. Wie door omstandigheden niet kan en dan ook niet behoeft te v., mag zich daarom nog niet van alle verplichting tot versterving ontslagen achten. Daarom is het een goed en aanbevelenswaardig gebruik, dat zij, die óf wegens omstandigheden óf wegens leeftijd niet strikt verplicht zijn tot v., toch op de vastendagen in den geest der wet zich verstervingen in eten en drinken of andere genotmiddelen opleggen. Het oude gebruik, dat op vastendagen niet wordt gesnoept, ook niet door de kinderen, is geheel in dien geest en verdient in onze Katholieke gezinnen te worden bewaard.

Voor de dagen, waarop gevast moet worden, zie ➝ Vastendag. Bender.

Vasten uit medisch oogpunt bezien De kerkelijke wetten, die de volwassen Katholieken op bepaalde tijden en onder bepaalde voorwaarden tot v. verplichten, hebben de bedoeling versterving, opoffering te eischen. Om beweegredenen van bovennatuurlijken aard wordt met betrekking tot de bevrediging van een van de lichamelijke levensbehoeften een offer gevraagd. Tegen de bepalingen van deze vastenwetten kan in het algemeen de geneesheer geen bezwaren voor de gezondheid aanvoeren. Niet alleen bewijst een eeuwenlange ervaring de schadeloosheid van het v., maar bovendien is het juist de geneeskunde, die in het belang der gezondheid vaak nog veel strengere voorschriften geeft betreffende de voeding.

Vooropstellende, dat wel degelijk een versterving geëischt wordt, maar dat deze in het algemeen de gezondheid niet mag en zal benadeelen, kan toch van den geneesheer een oordeel gevraagd worden, of voor een bepaalden persoon het onderhouden der vastenwetten schadelijk moet geacht worden. Deze schade kan veroorzaakt worden óf door het verbod van bepaalde spijzen óf door de onmogelijkheid eenmaal daags een vollen maaltijd te nemen. In bijzondere gevallen kan de geneesheer dus als deskundige uitspreken, dat de voorgeschreven wijze van v. een bepaalden persoon bijzonder zwaar zou treffen of zelfs zijn gezondheid zou schaden. Zelf dispenseeren kan de geneesheer nooit en evenmin kan hij het beginsel van versterven veroordeelen, dat aan het v. ten grondslag ligt.

Katholieken, die onder de bepalingen van de vastenwetten vallen en aan hun geneesheer de vraag stellen, of er ter wille van hun gezondheid redenen zijn om geheel of ten deele van hun verplichtingen in deze te worden ontslagen, kunnen streng genomen niet volstaan met motieven, die slechts op geringere klachten berusten, want eenige versterving wordt juist geëischt. Wel kunnen er belangen van derden bij betrokken zijn (bijv. de zoogende moeder), die geneeskundig voldoende motief tot vrijstelling zijn. J. Deelen.

B) De Groote Vasten is een tijdsruimte van 40 dagen, waarin de Kath. Kerk v. voorschrijft als voorbereiding op het Paaschfeest.
a) Geschiedenis. Reeds onmiddellijk na den tijd der Apostelen (eerste kwart 2e e.) was v. als voorbereiding op het Paaschfeest in gebruik, ofschoon niet overal op dezelfde wijze en gedurende een zelfden tijdsduur. Groot verschil bestond er tusschen de kerken van Klein-Azië en het Westen. Ginds werd Paschen gevierd volgens den Joodschen kalender twee dagen na den onveranderlijken 14en Nisan, den vermeenden sterfdag van Christus; hier op den veranderlijken eersten Zondag na de eerste volle maan in de lente. Daardoor begon dus de vastentijd op verschillend tijdstip. Ook werd ze op verschillende wijze beëindigd: in Klein-Azië op 14 Nisan, waarop dan Christus’ sterfdag als vreugdefeest gevierd werd, in het Westen op den Verrijzeniszondag,terwijl de voorafgaande Vrijdag als treurdag werd doorgebracht. Deze kwestie gaf aanleiding tot een hoogloopenden Paaschstrijd, waarover men zie ➝ Quartodecimanen en pausVictor I.

Vanaf de 4e eeuw is de veertigdaagsche v. (als herinnering aan de 40-daagsche v. van Christus zelf) algemeen in zwang, zij het nog met locale verschillen in de berekening. Meestal begon ze op den 6en Zondag voor Paschen, doch daar op de Zondagen niet gevast werd, trok men, om het 40-tal vol te maken, de laatste dagen van de voorafgaande week (dus vanaf ➝ Aschdag) er bij.

Voor verdere bijzonderheden omtrent de Groote V. betreffende benamingen zie men nog ➝ Voorvastentijd, Septuagesima, Sexagesima, Quinquagesima, Laetare, Passietijd, Palmzondag, Goede Week, enz.

Voor de verplichting tot vasten, zie hierboven (sub A) en het art. ➝ Vastendag. Gorris.

b) Liturgie. De groote vasten heet officieel Quadragesima, wijl zij veertig vastendagen insluit. Reeds vóór Gregorius I († 604) bezaten alle dagen der Quadragesima eigen misformulieren en eigen ➝ statiekerken, behalve de Donderdagen, welke dit voorrecht eerst erlangden van Gregorius II († 731). Hierin wijkt de Rom. ritus af van den Griekschen, die in de Quadragesima alleen op Zondag de Mis celebreert, niet op werkdagen. Toch heeft daar op Woensdagen en Zaterdagen een Praesanetificatorum-liturgie plaats, gelijk wij die kennen op Goeden Vrijdag. Uitgezonderd op de laatste drie dagen der Goede Week, heeft op werkdagen elk misformulier der Quadragesima vóór den eindzegen een „oratio super populum” of gebed over het volk. In de getijden vindt men dagelijks eigen homilie, eigen antiphonen voor Benedictus en Magnificat. In de eerste vier weken speelt psalm 90 een groote rol, in de laatste twee psalm 21, terwijl in deze laatste twee de profeet Jeremias herhaaldelijk optreedt. De vespers worden in het koor vóór den maaltijd gebeden. Alle werkdagen der Quadragesima zijn feriae majores.

Zie nog de art. ➝ Catechumenaat; Expulsio; Reconciliatio. Verwilst.

Lit.: L. Eisenhofer, Handb. d. Lit. (I 1932, 494 vlg.); L. Duchesne, Orig. du Culte chrét. (hfst. VIII, § 4, 3°).