Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Uitdunnen

betekenis & definitie

noemt men in den boschbouw het geleidelijk door veiling verminderen van het aantal stammen op dezelfde oppervlakte. Zoo zal een dennenbosch, dat pas geplant is, 16 000 à 20 000 planten per ha bevatten, terwijl op 50-jarigen leeftijd dit aantal tot ongeveer een tiende deel is teruggebracht. Het uitdunnen is de belangrijkste boschbouwkundige maatregel. Het hoofddoel is het verschaffen van meer licht en wortelruimte aan de overblijvende boomen, zoodat deze zich beter kunnen ontwikkelen.

Tegelijk moet echter de natuurlijke takreiniging door het opgroeien in gesloten stand voortgang vinden. Boomen, die sterk in groei achterblijven of door den slechten, te breeden vorm der kroon niet veel voor de toekomst beloven, worden in de eerste plaats weggenomen. Doode boomen moeten in ieder geval worden verwijderd wegens brand- en insectengevaar; het is echter beter om ze uit te dunnen, voor ze geheel dood en dus minderwaardig geworden zijn. Het uitgedunde hout wordt verkocht, men spreekt dan van de vooropbrengsten van het bosch, die zeer belangrijk kunnen zijn; bij een 50-jarig dennenbosch kunnen ze een kwart, bij een 100-jarig de helft van de totale opbrengst bedragen.

Men onderscheidt verschillende systemen van uitdunning, zooals laagdunning, waarbij vooral de onderdrukte boomen en die met beklemde kronen worden verwijderd, en hoogdunning, die zich vooral richt op het vrijstellen van de kronen der meestbelovende boomen. Beide systemen gaan echter in elkaar over. Lichting noemt men een zeer sterke uitdunning op ouderen leeftijd van het bosch, waardoor veel licht op den bodem komt met het doel een natuurlijke bezaaiing in te leiden of voorbereiding te treffen voor onderplanting of onderzaaiing.