Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Boschbouw

betekenis & definitie

Boschbouw - de leer van de op wetenschap en ervaring berustende methoden van boschbedrijf, d.i. boschaanleg en boschbehandeling. Omvat dus in engeren zin de zgn. houtteelt, in ruimeren zin tevens de boschexploitatie, de boschbedrijfsregeling, de boschrenterekening, de boschbesckerming.

Houtteelt is de leer van den aanleg en het onderhoud van bosschen en andere houtopstanden. Voor houtteelt worden doorgaans gronden bestemd, die door geringe kwaliteit of ligging voor den landbouw ongeschikt zijn, soms ook betere gronden, bijv. bij buitenplaatsen of recreatiebosschen. Op duinen en zandverstuivingen heeft boschaanleg meestal bescherming tegen verstuiving ten doel. Voor bebossching hebben de meeste gronden voorbereiding door bewerking (ploegen, spitten, freezen) en soms ook ontwatering noodig. Bemesting met kunstmest en verbouw van lupinen worden mede vaak ter voorbereiding toegepast. De keuze der te planten of te zaaien houtsoorten hangt van de grondkwaliteit af en van het doel der bebossching.

De meeste bosschen in Nederland bestaan uit groven den (Pinus silvestris). De verpleging der bosschen omvat het onderhoud van wegen en slooten, de bodemverpleging, de bescherming tegen brand, insecten en andere nadeelige invloeden en het geregeld uitdunnen der opstanden, naarmate deze opgroeien. Een bijzondere vorm van houtteelt is de griendcultuur. Van veel belang is voorts in Nederland de houtteelt in den vorm van laanbeplantingen langs wegen en dijken. Laanboomen moeten worden gesnoeid.

Lit.: dr. T. Lorey, Handbuch der Forstwissenschaft (1927); J. P. van Lonkhuyzen, De Houtteelt; A. J. van Schermbeek, Het Bosch; mr. A. van Rijckevorsel, De Houtteelt, handboek voor boschbazen; G. E. H. Tutein Nolthenius, Handleiding voor het aanleggen en behandelen van grove-dennenbosschen; dr. J. A. van Steyn, Duinbebossching; R. Meelker, Griendcultuur.

Sprangers.