Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Uitbreidingsplan

betekenis & definitie

of plan van uitbreiding (stedebouwk.), een overeenkomstig de daartoe in de Nederlandsche Woningwet gestelde eischen vervaardigd plan voor de verdere, ruimtelijke ontwikkeling van een menschelijke nederzetting; in engeren zin het plan voor de uitbreiding van de bebouwde kom van een stad of dorp. Een dergelijk plan bestaat uit een kaart en bijbehoorende bebouwingsvoorschriften. De kaart geeft aan: het tracé en het profiel der nieuw ontworpen wegen, straten, singels enz., de plaats voor de nieuw ontworpen bebouwing, de plaats voor industrieele vestigingen, voor parken, plantsoenen en sportvelden, alsmede (en dit is van het hoogste belang), welke gebieden niet in aanmerking komen voor bebouwing of een dergelijke stedelijke bestemming, doch voor het agrarische gebruik dienen te worden gereserveerd.

De voorschriften geven nauwkeurige omschrijvingen van den aard der onderscheiden soorten van bebouwing (hoog of laag, open, half open, gesloten, met of zonder winkels of bedrijven, enz.), alsmede vele administratieve bepalingen.

Zie verder ➝ Stedebouw.

In België is het u. in bovenbeschreven zin meer bekend onder den naam urbanisatieplan. De gemeenten kunnen dergelijke plannen opmaken en maken van dit vermogen vooral gebruik bij het uitbouwen van nieuwe kwartieren of wijken, bij het aanleggen van nieuwe straten of ook bij de ➝ onteigeningen bij zone. Deze laatste jaren werd herhaalde malen het probleem gesteld van urbanisatie der groote stedelijke agglomeraties, waarin verscheidene aan elkander grenzende gemeenten betrokken zijn. Bij K.B. van 1 Dec. 1936 werd o.m. tot de studie van dit probleem baron Holvoet als regeeringseommissaris aangesteld. Als oplossing stelt hij de oprichting voor van metropolitaansche districten met een intercommunalen raad. Deze raad zou o.m. alles wat de urbanisatie betreft en dus ook het vaststellen van de u. in zijn bevoegdheid hebben.

Lit.: baron Holvoet, De groote stedelijke agglomeraties (1937).