Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Uden

betekenis & definitie

Gem. in de prov. N. Brabant ten Z.O. van Den Bosch (XVIII 632 I2), bestaande uit de kerkdorpen U., Volkel en St. Odiliapeel (bediend door Kruisheeren).

Opp. 6 277 ha; ong. 9 000 inw. (nagenoeg allen Kath.). Landbouw, veeteelt, een vermaarde kersenteelt en eenige nijverheid (stroohulzen, koek). In den laatsten tijd werden veel woeste gronden ontgonnen: een nieuw Peeldorp met kerk en school ontstond (St. Odiliapeel).

U. behoorde in de Generaliteitsperiode tot het Land van ➝ Ravenstein, waar het Katholicisme vrij mocht worden uitgeoefend. Zoo vestigden zich hier na den val van Den Bosch de Birgitinessen (1629), thans nog voortbestaande (zie ➝ Birgitta van Zweden).Voorts staat in Uden nog het missiehuis St. Willibrordus der paters van Steijl met juvenaat en broedernoviciaat; het retraitehuis en noviciaat der missiezusters ➝ Dienaressen van den H. Geest; een gasthuis onder zusters Borromäerinnen van Trier; en een pensionaat onder zusters Franciscanessen van Veghel.

De Kruisheeren, in 1629 uit Den Bosch verjaagd, vestigden zich in 1636 te Uden, in de vrije heerlijkheid het Land van ➝ Ravenstein. In 1674 werd de bediening van de Kapel van het genadebeeld, O. L. Vrouw ter Linde (1358?) aan hen opgedragen, en onder hun bestuur begon weer de bloei van de eeuwenoude bedevaarten, die onder de Hervorming waren gestuit. In 1696 werd de kapel kloosterkerk en sinds 1710 woonden de Kruisheeren bij de kapel. Van ong. 1702 tot 1905 was het notenhouten beeldje bemanteld, maar het is door prior G. van Mil in zijn ouden luister hersteld.

Onder de Fransche overheersching taant de publieke devotie (tot dan toe 70 processies per jaar); sinds 1800 is er weer opbloei. Het klooster, dat na de inlijving bij Frankrijk domeingoed was geworden (1812), werd in 1902 van den Staat teruggekocht. Toen in 1840 onder Willem II weer novicen mochten intreden, was Henr. van den ➝ Wijmelenberg de eerste, die in handen van Jac. van Winden, den eenigen nog overigen priester van het klooster te Uden, zijn professie aflegde. Generaal geworden in 1853, verlegde v. d. Wijmelenberg na twee jaren het generalaat naar het oudere (1371) klooster Sint Agatha bij Cuyk. In 1904 begon prior Van Mil te Uden den nieuwbouw van het huidige klooster en de kapel.

De Latijnsche School was begonnen in 1743 door den Kruisheer Wouter Peynenburg ter voorbereiding voor alle hooger onderwijs. De leerlingen waren extern. In 1879 opgeheven, werd het onderwijs nog privatim voortgezet, tot in 1886 de magister-generaal W. Smits, die tevens prior was te Uden, aldaar een nieuwe school begon, maar nu uitsluitend ter opleiding van priesters. Sinds den nieuwbouw van 1924 werd de school internaat.

Lit: J. Francino, In cruce vita (1936).