(plantk.) komen voor bij mossen en paardestaarten en dienen voor het verspreiden van de sporen. Bij de mossen worden ze tusschen de sporen in het sporenkapsel gevonden. Wanneer het kapsel bij rijpheid opengaat, bewegen de draden zich hygroscopisch, waardoor de sporen uit het kapsel geworpen worden. Bij de paardestaarten vormt de buitenste laag van de sporen de s., doordat deze laag zich splitst in twee spiraalbanden, die zich eveneens hygroscopisch bewegen en aan elkander haken, waardoor de eenslachtige sporen in groepjes bij elkander blijven.
Bouman.