Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Mossen

betekenis & definitie

(Bryophyten), een onderafdeeling van de Archegoniaten; omvatten de ➝ levermossen en de blad- of ➝ loofmossen. De korstmossen zijn een nevenklas van de zwammen en bezitten geen archegoniën.

Bij de m. treedt de gametophyt in tegenstelling met de varenplanten op den voorgrond. Deze gametophyt draagt of afzonderlijk of te zamen antheridiën en archegoniën.

In de antheridiën ontstaan, van trilharen voorzien, de spermatozoïden, die zich door het water (regendruppels) naar de eicel in het archegonium begeven. Na de vereeniging ontstaat een gesteeld sporekapsel, dat met de gametophyt vereenigd blijft.

Aan het einde van den steel bevindt zich het sporendoosje. Bij de loofmossen blijft het bovenste gedeelte van het archegonium als een huikje (calyptra) op het sporogonium.

Bij de levermossen ontbreekt het. Bij de kieming van de spore groeit de binnenhuid (endosporium of intine) uit de gesprongen buitenhuid (exine) tot een groenen draad (protonema), waarop uit knoppen nieuwe mosplantjes ontstaan.

Zie ook ➝ Iersch mos; IJslandsch Mos. Bouman.Palaeontologie. Fossiele m. zijn zeldzaam. Het best bekend zijn m. uit het Tertiair, maar enkele fragmentarische vondsten wijzen er op, dat ze in nog oudere tijdperken ook reeds geleefd hebben.