Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Sowjet-Unie

betekenis & definitie

(U.S.S.R. = Unie der Socialistische Sowjet Republieken).

A) Voor aardrijkskundige gegevens, zie → Rusland, Siberië, Oekraïne, Kaukasië, enz. Zie pl. en krt. (vgl. index in kol. 831/832).
B) Staatkundige gebieden

Volgens de grondwet van de Sowjet-Unie van 5 Dec. 1936 (art. 13, 22-29) bestaat de Unie uit:

a) de Russische federatieve socialistische Sowjetrepubliek, waaronder begrepen zijn de territoriën: Azow-Zwarte Zee, het Verre Oosten, West-Siberië, Krasnojarsk, Noord-Kaukasië; de streken: Woronesj, Oost-Siberië, Gorkij, Iwanowo, Kalinin, Kirow, Koebisjew, Koersk, Leningrad, Moskou, Omsk, Orenburg, Saratow, Swerdlowsk, het Westen, het Noorden, Stalingrad, Tsjeljabinsk en Jaroslawl; de autonome republieken: Tatarië, Basjkirië, Dagestan, BoerjatMongolië, Kabardino-Balkarië, Kalmykië, Karelië, Komi, Krim, Mari, Mordowië, Wolga-Duitschers, Noord-Ossetië, Oedmoert, Tsjesjeen-Ingoesj, Tsjoewasj en Jakoet; de autonome streken der : Adygeiën, Karatsjeën, Oiroten, Joden, Hakazen en Tsjerkessen.
b) De Oekrainsche socialistische Sowjet-republiek, waaronder begrepen zijn de streken: Winitsa, Dnjepropetrowsk, Donets, Kijew, Odessa, Charkow en Tsjernigow en de Moldawische autonome socialistische Sowjet-Republiek.
c) De Wit-Russische socialistische Sowjet-republiek.
d) De socialistische Sowjet-republiek Azerbeidjan, waartoe behooren: de autonome Sowjet-republiek Nakisjevië en de autonome streek Nagomo-Karabach.
e) De socialistische Sowjet-republiek Georgië, waartoe behooren: de autonome Sowjet-republieken der Abchazen en der Adzjaren en de autonome streek Zuid-Ossetië.
f) De socialistische Sowjet-republiek Armenië.
g) De socialistische Sowjet-republiek Toerkmenië.
h) De socialistische Sowjet-republiek Oezbekië, waartoe behoort de autonome Sowjet-republiek KaraKalpak.
i) De socialistische Sowjet-republiek Tadsjekië, waartoe de autonome streek Gomo-Badaksjan behoort.
j) De socialistische Sowjet-republiek Kazakië, waartoe de streken: Aktjoebinsk, Alma-Ata, Oost-Kazakstan, West-Kazakstan, Karaganda, Koestanai, Noord Kazakstan en Zuid-Kazakstan behooren.
k) De socialistische Sowjet-republiek Kirgizië.
C) Economische toestand

De S.-U. heeft getracht het individualistisch, op winstvorming gebaseerd kapitalistisch systeem te vervangen door planmatige, socialistische organisatie, waarbij socialisatie van industrie en landbouw bereikt moest worden en alle handel met het buitenland staatsbemoeiing werd. De productiemiddelen behooren tot den socialistischen eigendom. Collectieve eigendom moet in de plaats treden van individueelen eigendom. Na vsch. experimenten diende het Vijfjarenplan tot verwezenlijking dezer idee; het stuitte wegens bureaucratische organisatie op vele moeilijkheden in de practijk. Een hooge rol wordt toegekend aan de techniek. Door het uitblijven der wereldrevolutie valt het in de S.-U. moeilijk het socialistische stelsel in één land te verwezenlijken; daaraan wordt ook in de S.-U. net nog niet volledig slagen der plannen toegeschreven.

Productie (1936) in 1 000 centenaren: tarwe 37 060; rogge 23 000; haver 18 320; aardappelen 513 000; suikerbieten 113 600. Mineralen (in 1 000 ton): steenkolen 108 900; petroleum 25 139; gietijzer 12 453; mangaanerts 2 377.

Invoer (in 1 000 roebels): wol 305 888; machines 39 093 ; rubber 14 224. Uitvoer (in 1 000 roebels): graan 36 959; hennep 20 122; pelswaren 30 144; hout 83 887; petroleum 42 691.

Uit Ned. resp. België en Luxemburg werd ingevoerd voor 72 722 000, resp. 47 058 000 roebels; naar Ned. resp. België en Luxemburg werd uitgevoerd voor 53 863 000, resp. 88 235 000 roebels.

Lit.: Elster, Zehn Jahre Sowjetindustrie (1929); Schiller, Die Krise in der Landwirtschaft in der S.-U. (1933); Herbart, En U.R.S.S. (1936); Lion Feuchtwanger, Moskau 1937 (1937); Yvon, Ce qu’est devenue de la Révolution russe (1937).

D) Bestuur en staatsinrichting, politiek en propaganda

De Sowjet-grondwet van 5 Dec. 1936 verklaart, dat de Unie een socialistische staat van werklieden en boeren is, gegrondvest op de dictatuur van het proletariaat. Het hoogste orgaan der staatsmacht der Unie is de Opperste Sowjet der Unie, die wetgevende macht bezit, en bestaat uit 2 Kamers: de Sowjet der Unie en de Sowjet der Nationaliteiten, die gelijke rechten bezitten. De Sowjet der Unie wordt gekozen door de burgers der Unie, verdeeld in kiesdistricten, 1 afgevaardigde op de 300 000 inw.; de Sowjet der Nationaliteiten bestaat uit 25 afgevaardigden voor iedere federatieve republiek, 11 voor iedere autonome republiek, 5 voor iedere autonome streek en 1 voor iedere nationale streek. Het kiesrecht is sinds 1936 algemeen en geheim en wordt verkregen bij het 18e levensjaar; de lijst der candidaten wordt opgemaakt door de Communistische Partij, de syndicaten, de coöperatieve vereen igingen, de jeugd-organisaties en de cultureele vereenigingen. De opperste Sowjet der Unie verkiest in gezamenlijke zitting der 2 Kamers een presidium bestaande uit 1 president, 11 vice-presidenten, 1 secretaris en 25 leden. Dit presidium oefent, wanneer de Opperste Sowjet geen zitting heeft, de staatsmacht uit en is verantwoordelijk aan den Oppersten Sowjet.

De uitvoerende en administratieve macht behoort aan den Raad der Volkscommissarissen (Sownarkom), die verantwoordelijk is aan den Oppersten Sowjet. De rechterlijke macht behoort aan het Opperste Hof der Unie en aan de speciale rechtbanken, die door den Oppersten Sowjet gekozen worden; de rechters zijn onafhankelijk en hangen slechts van de wet af.

De federatieve republieken, autonome republieken en autonome streken bezitten als bestuur Sowjets. De Sowjet-burgers hebben recht op werk, op rust, op ouderdoms- en ziekte-verzekering, op onderwijs, op vrijheid van woord, pers, vereeniging, meeting en optochten. De vrouw heeft gelijke rechten als de man. Er bestaat plicht tot algemeenen militairen dienst. Het staatswapen is sikkel en hamer op een aardbol met onderschrift: „Proletariërs van alle landen, vereenigt U”, waarboven een ster met 5 punten. De vlag der Unie is rood met in den linkerbovenhoek een gouden sikkel en hamer, waarboven een roode ster. De hoofdstad der Unie is Moskou.

De nieuwe Sowjet-grondwet gaat volgens Stalin uit van het beginsel, dat het kapitalistische systeem in de Unie geliquideerd is en het socialistische systeem overwonnen heeft. Hoewel de grondwet in tegenstelling met die van 1924 thans het geheime kiesrecht huldigt, blijft de. positie der communistische partij toch overwegend, omdat deze practisch alleen bevoegd is de lijst der candidaten op te maken, zoodat als in andere dictatoriaal geregeerde landen de partij oppermachtig is en de leider der partij (Stalin) inderdaad alle macht bezit. Door een uiterst handige camouflage blijkt dit echter niet op eenige officieele wijze, zoodat de regeering der Unie zich niet identiek kan verklaren met de Russ. communistische partij en zich niet verantwoordelijk stelt voor de door deze partij gevolgde politiek en propaganda, terwijl in werkelijkheid de Sowjet-vertegenwoordigers in het buitenland de politieke en propagandistische directieven der comm. partij nakomen.

Lit.: Tekst en Verklaring en Grondwet 1936 [in: Sovietland, nr. 1, 1937 (Engelsch)].

E) Godsdienst

Onmiddellijk na het uitbreken van de Russ. revolutie kwam een Russ. Orthodox Concilie bijeen, hetwelk op 24 Aug. 1917 het patriarchaat herstelde en Tychon als patriarch verkoos. De Sowjetregeering scheidde in 1918 Kerk van Staat en nam in 1918 en 1919 alle kerkelijke bezittingen en schatten in beslag, trachtte de Orthod. Kerk afbreuk te doen door het stichten van een zgn. Levende Kerk (1922), zette in 1923 patriarch Tychon (f 1925) af en erkende geen nieuwen patriarch. Hoewel naast het recht op anti-religieuze propaganda de vrijheid van godsdienst erkend werd, nam de invloed der officieuze beweging der Godloozen sterk toe, vooral omdat alle religieus onderwijs en al het charitatief optreden der priesters verboden wordt en de jeugd in anti-religieuzen zin wordt opgevoed en de meeste kerken gesloten en de priesters verbannen worden.

De techniek moet den godsdienst vervangen. Naast de Russ. Orthod. Kerk heeft ook de Kath. Kerk, zoowel als alle andere kerkgenootschappen (Christelijke, Joodsche en Mohamm.), sterk onder de geloofsvervolging te lijden gehad. Paus Pius XI ijvert voor hereeniging door verspreiding der Slavische liturgie, stichting van het Collegium Russicum te Rome, enz. Art. 124 der Sowjet-grondwet van 1936 erkent vrijheid van godsdienst in de Sowjet-Unie, zoowel als vrijheid van anti-religieuze propaganda.

Het is uiterst moeilijk om juiste gegevens te verkrijgen omtrent de Kath. kerkelijke organisatie op het oogenblik in de S.-U. In 1936 was de toestand aldus: van de vijf bisdommen, die Rusland bezat (zie → Rusland sub II B, kol. 59) bestaat officieel alleen nog dat van Mohilew, waarvan de titularis, mgr. de Rop, resideert in Warschau. In naam zijn hieraan ondergeschikt vijf apostolische administraties (Mohilew, Moskou, Leningrad, Charkow en Kazan) en één vicaris-generaal voor den Slavischen ritus, doch dc meeste dezer posten zijn thans niet bezet. De seminaries zijn sinds 1918 gesloten.

Van de 473 priesters, die het diocees Mohilew-Minsk in 1917 bezat, waren er in 1935 nog 16 over; 69 waren gevangen of gedeporteerd als dwangarbeiders. In heel Siberië, dat onder dit diocees ressorteerde, was één geautoriseerd priester over. Het bisdom Loutsk-Jitomir had in 1917 ca. 200 priesters, in 1932 nog 26, in 1935 was er naar het schijnt geen meer. Het bisdom Tiraspol had in 1917 181 priesters, in 1935 nog slechts enkele.

Een overgroot aantal Duitsche boeren van Zuid-Rusland en het Wolga-bekken zijn van al hun bezit beroofd, gedeporteerd of tot dwangarbeid veroordeeld. Dit geldt zoowel voor de Kath. als de Prot. onder hen.

Lit. : Ziegler, De Russ. godloozenbeweging (1933); Fedotoff, The Russian Church since the Revolution (1928); Russie et Chrétientc (in : Domin. Russ. Studiën, isrina 1934) ; mgr. d’Herbigny, Paques 1926 en Russie (1926); Zankow, Da3 Orthodoxe Christentum des Ostens (1928); ds. Kern (Prot.), Mijn lijdensweg in SowjetRusland (1936). v. Son.

F) Weermacht

De verdediging van het land is verplichtend gesteld voor allen, de vrouwen niet uitgezonderd. De verdediging met de wapenen kan echter uitsluitend door de arbeidersklasse worden verricht. De voor den militairen dienst geschikten van de overige klassen vormen een speciale reserve, bestemd voor den dienst achter het front. Zij betalen een bijzondere belasting en zijn verplicht in vredestijd gedurende bepaalde tijdperken militaire werkzaamheden te verrichten. Het Sowjet-leger is een combinatie van een permanent leger (het zgn. roode leger) en een militieleger. Het permanente leger, vóór 1934 562 000 man sterk, is thans gebracht op 1300 000 man.

Jaarlijks worden van de 800 000 voor den militairen dienst geschikte recruten 33 % bij dat leger ingelijfd. Het militieleger met permanent kader wordt territoriaal ingedeeld en geoefend. Daartoe is het land verdeeld in 11 militaire districten, in elk waarvan aan het hoofd staat een revolutionnaire militaire raad, gepresideerd door den militairen commandant van het district. De raad staat onder den volkscommissaris voor de verdediging en is belast met de voorbereiding van de mobilisatie, de opleiding en de oefening enz. van troepen en burgers van het district. De opperbevelhebber wordt benoemd en ontslagen door den raad van volkscommissarissen. Hij geniet een groote zelfstandigheid in strategische aangelegenheden, hetgeen niet wegneemt, dat hij verantwoording schuldig is aan den volkscommissaris voor de verdediging.

Wat het aantal regimenten en het aantal groote eenheden betreft worden officieel geen gegevens bekend gemaakt. Uit tal van publicaties kan echter worden afgeleid, dat het Sowjet-leger een reusachtige sterkte heeft en bestaat uit minstens 263 reg. inf., 80 reg. cav., 100 reg. lichte en 25 reg. zware art., 23 bat. en 21 esk. genie, 11 bat. pontonniers, 5 reg. en 12 afzonderlijke bat. vechtwagens, 10 reg. spoorwegtroepen met een groot aantal geblindeerde treinen, 3 reg. en 11 afzonderlijke bat. scheikundige troepen benevens zeer talrijke hulpdiensten. De luchtmacht wordt geschat op 3 000 gevechtsvliegtuigen met alleen aan militaire vliegtuigen een reserve van 2 000.

De dienstplicht is als volgt geregeld: van 17e tot 19e jaar militaire vóóroefening. Met ingang van het 19e jaar actieve dienst van 5 jaar, waarvan in het permanente leger onafgebroken onder de wapenen 2, 3 of 4 jaar (afhankelijk van het wapen) met verloven van 3, 2 of 1 jaar, waarin herhalingsoefeningen, en in het militieleger 1 tot 3 maanden per jaar gedurende 5 jaren met militaire instructie gedurende de intervallen in de woonplaatsen. Na afloop van den actieven dienst achtereenvolgens in de le reserve tot 35e jaar, en in de 2e reserve tot 41e jaar. Ook na het bereiken van dit jaar wordt van verschillende categoriën nog dienst gevergd. Behalve dit millioenenleger bestaan er in de Sowjet-Unie nog talrijke militaire organisaties, waarvan de voornaamste zijn: de G.P.Oe. (grenswachters en geheime staatspolitie) ter sterkte van 45 390 en de escorte troepen (bestemd voor het geleiden van de gevangenen) ter sterkte van 13 200. Sociale samenstelling van het leger: arbeiders 45,8 %, boeren 42,5 %, ambtenaren 11,7 %.

Politieke samenstelling van het leger: communisten: 25,6 %, jonge communisten: 23,9 % (Komsomol), partijloozen: 50,5 %. Politieke samenstelling van de bevelvoering: communisten: 67,8 %, jonge communisten: 4,0 %, partijloozen: 28,2 %.

De vloot bestaat uit: 4 slagschepen, 7 kruisers, 35 torpedojagers en mijnenleggers, 38 onderzeebooten (waarvan 12 in aanbouw), 60 vaartuigen van verschillenden aard.

Lit.: Annuaire milit. (1936). v. Munnehre.de.

G) Geschiedenis sinds 1917

De vestiging der dictatuur van het proletariaat in Nov. 1917 in Rusland was in werkelijkheid niet anders dan het aan de macht komen der communistische partij, welke onder leiding van Lenin de oppermacht verkreeg. De arbeiders-, soldaten- en boerenraden, welke krachtdadig aan de verwezenlijking der communistische revolutie hadden medegewerkt (hun samenstelling komt eenigszins overeen met die van de Duitsche → Arsolraden) verloren al spoedig hun beteekenis. Om het oude te verwoesten begon men met anarchie, verwoesting van landgoederen en fabrieken, afschaffing van het oude recht. Op 3 Maart 1918 sloot men vrede te Brest-Litowsk met de Centralen. Alle financieele verplichtingen, door vorige regeeringen aangegaan, werden geannuleerd. De buitenlandsche handel werd gemonopoliseerd en de gansche industrie werd staatseigendom.

De communisten hadden te kampen met buitenlandsche interventie en binnenlandschen tegenstand (Denikin, Wrangel, Koltsjak). Trotskij schiep het roode leger en herstelde de discipline; Rusland verloor echter Finland, de Baltische staten en een deel van Wit-Rusland aan Polen. Toen de matrozen-opstand te Kronstadt (Febr.-Maart 1921) de comm. partij had doen inzien, dat de toestand van het land hopeloos was geworden, begon men, zonder echter de comm. beginselen te verzaken, doch slechts als noodmaatregel, met de Nieuwe Economische Politiek (NEP), die den vrijen handel weer toeliet, en gestut door deze politiek, zoowel als door het roode leger en de administratieve politie (Tsjeka, later Gepoe) wist de comm. partij zich te handhaven, zelfs niettegenstaande den grooten hongersnood van 1921.

Na Lenin’s dood (21 Jan. 1924) verkreeg Stalin als secretaris-generaal der comm. partij de eigenlijke oppermacht in de S.-U. en wist deze te bewaren, niettegenstaande de oppositie:

a) van rechts (Boecharin, Tomskij, Rykow), welke twijfelde aan de doelmatigheid der collectivisatie en in 1929 door Stalin vernietigd werd,
b) van links (Trotskij, Zinowjew, enz.), welke de permanente revolutie en het integrale communisme wenschte; in 1927 werd Trotskij uit de Unie verbannen en tot den huidigen dag wordt de oppositie in de S.-U., zich uitend in sabotage, spionnage, enz., gebrandmerkt onder den naam van Trotskiïsme en door monster-processen, meestal eindigend met toepassing van de doodstraf, onderdrukt; het is daarbij problematiek of de gestraften werkelijk volgelingen van Trotskij zijn.

Het economisch leven in de S.-U. volgde de lijnen van het Staatsplan tijdens het Eerste Vijfjarenplan (Pjatiletka) van 1928-’33 en het Tweede van 1933-’38, waarbij de industrie sterk ontwikkeld werd en nieuwe industrie-gebieden verrezen en de landbouw door collectivisatie (Kolchozen en Sowchozen) op hooger peil werd gebracht. Het gelukte Stalin den tegenstand der boeren tegen dit stelsel te overwinnen. Hoewel voortdurend comm. propaganda in het buitenland voerend (China, Spanje, Mexico, Bulgarije, Baltische Staten), wenschte de Sowjet-regeering ter consolidatie van den binnenlandschen toestand toch vrede met het buitenland te bewaren en sloot daarom vriendschaps- en non-agressie-verdragen met vreemde staten door bemiddeling van den volkscommissaris voor Buitenl. Zaken Litwinow, welke culmineerden in de toetreding der Unie tot den Volkenbond (Sept. 1934). De meeste staten hebben de S.-U. erkend; Nederland behoort tot de zeer enkele, die zulks niet gedaan hebben.

Lit.: Raptschinsky, Gesch. der Russ. Revolutie (1930); Trotskij, Geseh. der Russ. Revolutie (1932); Gurian van Son, Het Bolsjewisme (1932); Rollin, La Révolution russe (1931); Knickerbocker, The Soviet Five-Year Plan (1931); Wibaut, Economisch SovjetRnsland (1931); van Son, 100 vragen en antwoorden over het Russ. communisme (1937); Hu.vts, Geschiedenis der Russ. revolutie (1930-’36); Gide, Retour de l'U.R.S.S. v. Son.