Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Paspoort

betekenis & definitie

In Ned., eigenlijk: door bevoegde autoriteit afgegeven verlofbrief om te mogen passeeren. Tegenw. beteekenis: voor personen afgegeven autorisatie om door een land te mogen reizen of er te verblijven. Voor goederen: een document bij den invoer of den doorvoer van goederen, dat noodig is om de goederen in consumptie te brengen ofwel naar het buitenland door te zenden. Goederen, bestemd voor binnenlandsche consumptie, kunnen met het inkomend p. vrij gemaakt worden, dat verstrekt wordt tegen betaling van de invoeren statistiek-rechten aan den ontvanger der invoerrechten en accijnzen.

Zijn geen invoerrechten verschuldigd, dan wordt bij den ontvanger een vrij p. aangevraagd. Bij doorvoer vergezelt een duplicaat van het transito-paspoort de goederen tot de grens. Na door de douane gecontroleerd te zijn, wordt het teruggezonden aan het douanekantoor van de plaats van invoer. Witsenboer.In België verstaat men onder p. slechts een document, door hetwelk aan een persoon van vreemde nationaliteit verlof gegeven wordt om vrij in België binnen te komen of te verblijven. De ministerieele onderrichtingen van 3 Oct. 1933, getroffen ter uitvoering van het Kon. Besl. van 14 Aug. 1933, bepalen dat om in België binnen te komen de vreemdelingen naar gelang van hun nationaliteit een identiteitsstuk of een nationaal p. moeten overleggen; dit p. moet desgevallend door de Belg. diplomatieke of consulaire ambtenaren geviseerd worden.

Voor de Fr., Ned. en Luxemb. onderdanen evenals voor die van Monaco volstaat het voorleggen van een identiteitsstuk voorzien van een gestempeld portret. Rondou.