Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Onfeilbaarheid

betekenis & definitie

is een eigenschap van de Kath. Kerk, waardoor zij in zaken van geloof en zeden niet alleen feitelijk nog nooit heeft gedwaald, maar ook niet dwalen kan, en uitsluitend datgene gelooft, wat God heeft geopenbaard; de o. is een onderdeel van de eigenschap der → onvergankelijkheid. Zij wordt gevonden in twee verschillende, maar samenhangende vormen, nl. in het geloof, niet van iederen individueelen Katholiek, maar van de geheele Kerk; en omdat men gelooven moet, wat God door het → leergezag voorhoudt, ook, en wel op de eerste plaats, in dat leergezag, dat zoo de oorzaak is van de o. in het gelooven.

O. in bovennatuurlijke kennis kan alleen verkregen worden door een bijzondere hulp van God. Deze kan worden gegeven ofwel door een rechtstreeksche openbaring, ofwel door de inspiratie, zooals bij de H. Schrift, ofwel, zooals hier bij leergezag en geloof het geval is, door den zgn. bijstand (assistentia) van den H. Geest. Deze houdt in, dat de menschen zelf al hun krachten moeten inspannen om tot de waarheid te komen: de H. Schrift en de overlevering raadplegen, nadenken, beraadslagen, enz. Vandaar dat de onfeilbare uitspraken een langdurige voorbereiding eischen.

Het leergezag is niet altijd, in al zijn dragers en over alle onderwerpen onfeilbaar, maar alleen als het de bedoeling heeft een definitieve en voor allen bindende uitspraak te doen; dit kan dus alleen geschieden door het hoogste leergezag, den → paus en een oecumenisch → concilie. Waar dezen in hun leer niet altijd de bedoeling hebben definitieve beslissingen te geven, moet men de bedoeling ertoe uit de formuleering kunnen afleiden, bijv. als iets tot geloofspunt wordt verklaard, de tegengestelde meening als ketterij gebrandmerkt, de term „definieeren” gebruikt wordt, enz. Het → Vaticaansch Concilie sprak de o. van den paus uit, als hij „ex cathedra” spreekt, d.w.z. optreedt als herder van alle geloovigen, gebruik maakt van zijn machtsvolheid en een verplichtende uitspraak doet.

De o. betrekt zich alleen op zaken van geloof en zeden. Eronder valt de geheele → openbaring, zoowel de formeele als de virtueele; daarom ook de conclusies der theologie, de → dogmatische feiten, inhoud der kerkelijke wetgeving, regels van kloosterorden, heiligverklaringen ; evenzoo de beoordeeling van de bronnen der openbaring, de II. Schrift en de overlevering.

< >