(Nicolaus Cusanus), Nederduitsch wijsgeer van de Renaissance, bisschop en kardinaal. * 1401 te Kues a. d. Moezel, studeerde te Deventer, Heidelberg, Padua, eerst advocaat te Mainz, in 1430 priester; nam deel aan de concilies van Bazel en Ferrara, bezocht als pauselijk legaat de Rijksdagen te Mainz, Neurenberg en Frankfort, 1448 kardinaal, 1450 aartsbisschop van Brixen; door Nicolaas V belast met de visitatie der kloosters, ondernam hij uitgestrekte reizen door W.
Duitschland en de Nederlanden, gedeeltelijk in gezelschap van ➝ Dionysius den Kartuizer; † 1464 te Todi in Umbrië.In het woelige leven van de 15e eeuw behoudt N. bij zijn menigvuldige reizen en veelzijdige werkzaamheid een behoefte naar studie en wijsgeerige verdieping met een streven naar de mystieke Godsbeschouwing, en bovenal een brandend verlangen naar eenheid en rust. Hij beschouwt het als zijn levenstaak, de eenheid en den vrede in Kerk en Christenheid te herstellen, niet door een terugkeer naar de afgeleefde levensvormen der M. E., maar door een gereede aanvaarding van al de waardevolle cultuurfactoren van den nieuwen tijd. Hij is zich bewust, dat dit niet mogelijk is zonder vernieuwing en vervorming, kerkelijk, sociaal en politiek. Zoo streeft hij naar verzoening van Kerk en staat door in beide aan het volk een overheerschende positie toe te kennen, wil hij de eenheid des geloofs in Europa verzekeren door in den Christelijken godsdienst die elementen op den voorgrond te plaatsen, welke ook Joden en Arabieren zullen kunnen bevredigen, en tracht hij geloof en weten bijeen te brengen in een hoogere synthese, waarin ook het dogma wordt ingelijfd, en waarin de verbinding van alle waarheidselementen van verleden en heden door de bovenredelijke mystieke visie zal worden bekroond.
De wijsbegeerte van N. is opgegroeid uit de traditie der Scholastiek en in scholastieke termen geformuleerd, maar behoort naar haar inhoud geheel tot het denken der Renaissance. Zij is gebaseerd op het waarachtig inzicht der ➝ docta ignorantia, en stelt zich ten doel, de tegenstelling van het Oneindige en het eindige, van God en de wereld te verzoenen. Het eindige kan alleen worden begrepen door zijn betrekking tot het Oneindige, dat voor het verstand ontoegankelijk, maar voor een bovenredelijke intuïtie bereikbaar is. Deze doet ons God kennen als de ➝ coïncidentia oppositorum, de eenheid, waarin alle tegenstellingen samenvallen, en de wereld als een andere bestaanswijze van het Oneindige, als de eenheid van tegenstellingen in haar anders-zijn, als de menigvuldigheid, waarin het Oneindige zich ontvouwt.
Over de karakteristiek van dit stelsel, dat vaak bedenkelijk het pantheïsme nadert, loopen de meeningen nog uiteen. Aan de subjectieve orthodoxie van N. valt niet te twijfelen. In zijn latere werken heeft hij welbewust getracht het monisme te vermijden, en de transcendentie Gods duidelijker te doen uitkomen. Zijn theorieën hebben echter den weg bereid voor het pantheïsme van Giordano Bruno, door wien zijn invloed reikt tot Spinoza, Leibniz en Hegel.
Werken: De docta ignorantia; De conjecturis; De quaerendo Deum; Apologia doctae ignorantiae; De visione Dei; De possest; De non aliud; De venatione sapientiae; De apice theoriae, e.a.
Nieuwe uitg. d. E. Hoffmann en R. Klibansky (Leipzig 1932 vlg.). Lit.: E. Vansteenberghe, Le card.
N. de Cues, l'action, la pensée (Parijs 1920); P. Rotta, Il card. N. di Cusa, la vita ed il pensiero (Milaan 1923); P. Mennicken, N. von Kues (Leipzig 1932); F. Sassen, Nieuwere Wijsbeg. tot Kant (1933).
F. Sassen.
Op mathematisch en physisch gebied zijn van N. te vermelden een werk over kalenderhervorming (Reparatio Kalendarii, 1436), een dialoog over vsch. natuurk. onderwerpen (De staticis experimentis dialogus, Straatsburg 1550), waarin experimenteele onderzoekingen met balansen worden behandeld, en geschriften over kwadratuur van den cirkel (o.a. De quadratura circuli, 1457), waarin wordt uitgesproken, dat de exacte kwadratuur niet mogelijk is. Door zijn astronomisch systeem, uiteengezet in De docta ignorantia, waarin wordt aangenomen, dat alle hemellichamen met inbegrip van de aarde in beweging verkeeren, behoort hij tot de wegbereiders van de Copernicaansche leer. In zijn Complementum theologicum betoogt hij de hooge philosophische waarde der wiskunde.
Lit.: E. Vansteenberghe, zie boven. Dijksterhuis.