Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Liefde

betekenis & definitie

(Lat. caritas) is een bovennatuurlijke deugd, waardoor wij God boven alles beminnen om Hem zelf, en ons zelf en den naaste om God (→ Naastenliefde). Zij is een goddelijke deugd, die ons met de heiligmakende genade wordt ingestort. De l.

Gods is ingestort in onze harten door den H. Geest, die ons geschonken is (Rom. 6.5). Het voornaamste voorwerp der l. is God, dien wij beminnen om zijn eigen innerlijke goedheid en schoonheid en wel boven alles, omdat God het boven alles verheven goed is en daarom boven alles beminnenswaardig.

De l. tot iemand om wille van hemzelf, aldus St. Thomas, is l. van welwillendheid, wederzijdsche l. van welwillendheid echter is vriendschap; daarom kan men zeggen, dat de l. een zekere vriendschap is van den mensch met God: Ik noem u geen dienstknechten meer, maar vrienden (Joh. 15.15). De l. is noodzakelijk uit noodzakelijkheid des middels, omdat met de l. het kindschap Gods en de genade verloren gaan; bovendien uit noodzakelijkheid des gebods, zooals Christus leert: Gij zult den Heer uw God beminnen uit geheel uw hart, met heel uw ziel en heel uw verstand.

Dit is het eerste en grootste gebod (Mt. 22.37). Krachtens dit gebod moeten wij zorg dragen, dat de bovennatuurlijke gemeenschap met God bewaard blijft door het vermijden der zware zonde en vervolgens een akt van l. verwekken zeker meerdere malen gedurende het leven. Ieder, die Christelijk leeft, voldoet zonder twijfel aan dit gebod.Wie God bemint, verheugt zich over de volmaaktheid en de heerlijkheid Gods, verlangt, dat alle menschen groeien in Gods kennis en l., en streeft daadwerkelijk naar de uitwendige verheerlijking Gods, vooreerst door het onderhouden der geboden: Zoo ge Mij liefhebt, onderhoudt dan mijn geboden (Joh. 14.15) en vervolgens door werken te verrichten, die niet verplicht, maar God aangenaam zijn.

Door de l. wordt de mensch op de innigste wijze met. God verbonden: God is l. en wie in de l. blijft, blijft in God en God in hem (1 Joh. 4.16). Niet het geloof, maar de l. is de hoogste deugd: Nu blijven deze drie. geloof, hoop en l.; maar de grootste daarvan is de l. (1 Cor. 13.13). De l. schenkt aan de andere deugden haar volkomenheid en aan de goede werken de bovennatuurlijke verdienstelijkheid; zij is de band der volmaaktheid (Col. 3.14) en de vervulling van geheel de wet (Rom. 13.9).

Lit. : St. Thomas, Summa theol. (II II, q. 23-29); St. Alphonsus, Theol. Mor. (II, 22-24). P. Heymeijer.

In de Christelijke symboliek wordt de theologische deugd van l. (zoowel de liefde van als de l. tot God en Christus, en de naastenliefde) uitgedrukt door een hart, horen van overvloed, roos, vlammen, lam, leeuwin met jongen, pelikaan, vrouw met Christusmonogram, brood, oven, aalmoezenuitdeeling. Ook is het getal 15 een symbool van de l., daar het'volgens 1 Cor. 13.4 de eigenschappen der l. aangeeft. → Barmhartigheid. p. Gerlachus Lit. : J. Sauer, Symbolik des Kirchengebaudes (21924). Voor liefde tot den naaste, en: religieuze genootschappen van liefde, zie → Naastenliefde.