Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kind

betekenis & definitie

Kind is de mensch van de geboorte tot na de rijping. In onze streken wordt het meisje gemiddeld op het 13e-16e jaar, de jongen op het 14e-16e jaar geslachtsrijp. Hieraan sluit de labiele periode aan, waarin het k. geen k. meer is, en ook nog geen volwassene is.

In de allereerste levensmaanden heet het k. zuigeling. Zie ook het artikel → Kleuter.Het k. wijkt zoowel in zijn lichamelijken als in zijn geestelijken bouw af van den volwassene, niet alleen quantitatief doch ook qualitatief. Een volwassene is nl. niet een k. in grooter formaat. Het verschil tusschen k. en volwassene ontstaat deels door onevenredige ontwikkeling der afzonderlijke deelen, deels door toevoeging van nieuwe waarden: lichamelijk (kiemklieren, secundaire geslachtskenmerken e.d.) en geestelijk (Ik-beleving, tegenstelling Ik—Gemeenschap). Verschil is er ook in de onderlinge verhouding der lichaamsdeelen: bij het k. zijn de zintuigen, bijv. het oog, vroegtijdig ontwikkeld, het hoofd is groot, evenals relatief de romp lang is t.o.v. de ledematen. In de rijpingsjaren worden deze verhoudingen omgekeerd, zoodat de beenlengte grooter dan de romp en de armlengte wordt; de spanwijdte wordt grooter dan de lichaamslengte. Doordat na voltooiing van de rijping der geslachtsklieren de groeiplaatsen der beenen gaan verbeenen, kan men zelfs uit de verhouding romp- en beenlengte afleiden of de rijping vroeg begonnen resp. snel verloopen is.

Vandaar dat bij het meisje, dat vroeger en sneller pleegt te rijpen, de beenen kort zijn t.o.v. de romplengte. Volgens Stratz wisselen perioden van diktegroei (1e-4e j., 8e-10e-j., 15e-20e j.) af met die van lengtegroei (5e-7e j. en 11e-15e j.).

In het levenstijdperk, dat aan de geslachtelijke rijping voorafgaat, gaat de voorkwab van het hersenaanhangsel onder invloed van constitutioneele factoren een verhoogde werkzaamheid ontplooien, die tot een onharmonischen groei voert. De uiteinden van het lichaam groeien dan eenzijdig uit; de handen worden groot en plomp, de voeten lang en breed, de kin en neus groeien uit (acromegalie transitoire). Aan deze hypophysaire groei-impulsen gaat een periode vooraf van verhoogd krachtsgevoel (biotonus, krachtpatserij). Bij het meisje sterker uitgesproken, daalt daarna de stemming snel en zet de negatieve phase met haar sombere stemming in; welke weer vrij spoedig pleegt plaats te maken voor de dweepperiode. Geestelijk en lichamelijk is het k., vóór de rijping begint, volkomen in evenwicht; men spreekt dan van liet „volmaakte kind”.

De hormoneele lichamelijke en geestelijke omvorming, die noodig is om tot volwassene te worden, zet dan alles weer op losse schroeven. Nieuwe hormonen worden toegevoegd, disproportioneele groei, geestelijke onevenwichtigheid kenmerken deze levensphase. De waardeering der nieuwe ideëele waarden van socialen, godsdienstigen aard is dysmetrisch, de beweging plomp, en stemnuanceeringen en handelingen schieten hun doel voorbij. In deze periode van labiliteit zijn de gevaren voor verwording en ontsporing door de driften groot. De onevenwichtigheid kan zoo sterk zijn, dat men van een „physiologische psychopathie” spreekt. Ook ernstiger geestesstoringen kunnen zich voordoen, hetzij doordat de ontwikkeling ten deele stilstaat (infantilisme: geestelijk en lichamelijk) of onvoldoende weerstand tegen de driften gevonden wordt in de geestelijke waarden (sexueele en misdadige delicten, wegvluchten van huis e.d.).

Ook lichamelijk staat het k. in de vóór-puberteitsperiode aan het gevaar van „overgangsschadelijkheden” bloot, bijv. het hart, dat in groei achterblijft, geeft bij het meisje vaak vasolabile reactie; het groeiende been staat bloot aan ontsteking (osteomyelitis) en tuberculose. De reguleerende functie der hormonen kan tekortschieten en tot een wanverhouding tusschen psychische en lichamelijke ontwikkeling leiden.

Zoo is dus ook geestelijk het k. anders gestructureerd dan de volwassene. Het k. is subjectief en egocentrisch ingesteld en kent de tegenstelling Ik— Buitenwereld, Ik—Gemeenschap niet als de volwassene. Het k. heeft zich zelf nog niet ontdekt, lichamelijk niet en geestelijk niet. Het kleine kind oefent door betasten en spelen zijn gevoelsen bewegingsfunctie, maakt zich door oefening reflexmechanismen eigen en aanvaardt nog critiekloos de leiding; de knaap zal door experimenteeren met de levenswaarden (dagboek, clubvorming, overmatige critiek) zich moeten ontwikkelen, om tot volwassen mensch te worden, die een eigen persoonlijkheid heeft opgebouwd. Klessens Het verlaten van een kind (Ned.). Volgens art. 256 Ned.

W. v. Str. is strafbaar hij, die een kind beneden den leeftijd van zeven jaar verlaat met het oogmerk om er zich van te ontdoen.

Ook het Belg. Swb. straft het te vondeling leggen en het verlaten van kinderen, en de straf is zwaarder, wanneer het feit gepleegd werd door de ouders; ook wanneer het feit een verminking of den dood van het kind heeft ten gevolge gehad (Belg. Swb. art. 354 tot 360 bis).

Bond ter behartiging van de belangen van het kind (Ned.). Doel: de behartiging der belangen van het kind in den meest uitgestrekten zin. Als zoodanig wil de bond zijn een centrale, waarin alle vereenigingen en instellingen samenkomen, die arbeiden aan de veelzijdige vorming van het kind; hij wil dezen vertegenwoordigen naar buiten en haar in den meest ruimen zin van voorlichting dienen in alles, wat met de opvoeding van het kind verband houdt gedurende de verschillende perioden van de jeugdjaren. Tot dat doel houdt hij een inlichtingsbureau in stand en geeft hij een maandblad uit. B. de Groot Kind van Staat werd prins Willem III van Oranje in April 1666. Toen tijdens den tweeden Engelschen oorlog (1665-1667) de kansen aanvankelijk voor de Republiek slecht stonden, kwam er een beweging ten gunste van ’s prinsen verheffing tot de voorvaderlijke waardigheden.

Johan de Witt wist het oogenblikkelijke gevaar af te wenden, door de prinses-douairière Amalia van Solms over te halen tot het verzoek aan de Staten van Holland, om zich de verdere opvoeding van den prins aan te trekken en hem tot K. v. S. te verklaren. Dit was een verbloemde nederlaag voor De Witt. De aanneming immers hield in erkenning van ’s prinsen bijzondere positie en was voor hem de eerste stap op de ladder. Een commissie werd belast met zijn opvoeding. J.

D. M. Cornelissen