Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jan van Leeuwen

betekenis & definitie

(Jan van Leeuw), leerling van Ruusbroec. * 1295 te Leeuw-Sint Pieter bij Affligem, ♱ 1377 te Groenendaal. Hij schijnt in de wereld een min of meer zwervend bestaan als ambachtsman geleid te hebben; neemt spoedig na de stichting van Groenendaal aldaar zijn intrek (1343), wordt broeder-kok (bijnaam: „de goede kok” wegens zijn vriendelijkheid jegens de gasten), leert lezen en schrijven, wordt Ruusbroec’s toegewijde leerling, leeft in roep van heiligheid en schrijft mystieke werken.

J. v. L., door vele tijdgenooten hoog gewaardeerd, daarna in vergetelheid geraakt, werd door J. F. Willems weer voor het voetlicht gebracht (Belg. Museum 1845). Op valsche gronden stelde deze den goeden kok voor als een warhoofd, zoodat J. v. L. als een halve of heele dwaas te boek kwam staan. Het eerherstel werd met kracht begonnen door De Vreese (Het Belfort, 1895) en voortgezet door De Vooys (Tijdschr. v. Ned. T. en Lett., dl. 22, 26 en 34; De Twintigste Eeuw, 1903; Ned. Arch. v. Kerkgesch., 1904’05).

Er bestaan van J. v. L. nog een 20-tal werken, bewaard in twee hss. (Kon. Bibl. Brussel, nrs. 667 en 888; elders een enkel boek en losse fragm.), alle in de volkstaal, w.o.: Van vijfterhande bruederscap (1355); Van den X gheboden Gods (1358); Van sevenderhande manieren van menschen die Gode minnen; Hoe dat men Christus’ leere verstaen ende volcomelijc navolghen sal; Wat dat een armen mensche van gheeste toebehoert. Dit laatste traktaat is volledig uitgegeven in Ons Geestelijk Erf (1934). Uit de overige werken vindt men fragmenten bij De Vreese, De Vooys en Reypens in de hier aangegeven artikelen.

J. v. L.’s werk heeft waarde voor de geschiedenis der mystiek, voor de kennis van de 14e-eeuwsche cultuur en als voorwerp voor taalstudie.

Lit.: De publicaties van Willems, de Vreese en De Vooys, boven reeds geciteerd. Verder: Pomerius, De origine monasterii Viridisvallis, lib. III: De Vita Fratris J. de Leuwis (Anal. Boll. 1885); H. Dorresteijn, De phasen v. h. myst. leven, naar J. v. L. ’s tractaat: Wat dat enz. (Ons Geestelijk Erf, 1934); id., Der Kerken Claghe in haar wisselende vormen en beteekenis (ibid., 1935); L. Reypens, Het toppunt der beschouwing naar J. v. L. (ibid., 1935).

< >