Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Bijnaam

betekenis & definitie

Bijnaam - is elke benaming, die bij den eigenlijken naam gevoegd wordt. Op voornaam en geslachtsnaam volgt bij de Romeinen een eerste b. (cognomen) en soms een tweede (agnomen).

In de middeleeuwen en ook later vindt men veelvuldig achter den doopnaam of eigenlijken naam een toenaam, waaruit later veelal een familienaam wordt, hetzij ter verduidelijking: Hendrik de Jonge, Hendrik de Visschere, Jan de Costere, Jan die Molnare, enz., om bedoelde Jannen en Hendrikken van anderen te onderscheiden; hetzij als eeretitel (vooral vorsten en aanzienlijke personen): Karel de Groote, Jan zonder Vrees, Philips de Schoone; hetzij met een humoristische of spottende bedoeling (spot- en schimpnamen): Karel de Kale, Boidin Dullart, Govert dien men noemt Crombeen, Rase Unredene. Ook ➝ vleinamen kunnen b. zijn.

Lit.: J. Winkler, De Ned. geslachtsnamen (1885); A. Socin, Mittelhochdeutsches Namenbuch (Bazel 1903, 407 vlg.).

Mansion.