Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jacht (scheepvaart)

betekenis & definitie

Algemeene benaming voor pleiziervaartuigen, te onderscheiden in: zeil-, stoom- en motorjachten. Kleine binnenvaartuigen, behoorende tot het type tjalken, worden in sommige streken ook j. genoemd.

Het j. is vermoedelijk van Holl. oorsprong. Zoo werd vroeger een trekschuit ook wel jaagschuit genoemd, dus een schuit, die „gejaagd” (getrokken) werd door het „jaagpaard”, bestuurd door een „jager”; het pad langs het vaarwater heet nog „jaagpad”.

Reeds in de 16e eeuw bouwde men pleizier- of „speeljachten”, die uitmuntten door sierlijken vorm. Vooral bekend waren de zgn.

Staten jachten met groote, rijk versierde kajuit.Lit.: C. H. M. Philippona, Het zeilen. Bijvoet