Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Glasharmonica

betekenis & definitie

Glasharmonica - (ook kortweg: harmonica), in de 17e e. uitgevonden muziekinstrument, bestaande uit een reeks kristallen glazen, die afgestemd werden door vulling met water. De klankvoortbrenging geschiedde door wrijving met bevochtigde vingers op den rand der glazen.

Benjamin Franklin verbeterde het primitieve instrument door de glazen den vorm van klokken te geven en deze in hun opvolgende orde aan een as te bevestigen, die dan door een voettrede in draaiende beweging kon worden gebracht. De glazen werden vochtig gehouden, doordat zij in hun kringloop door een bak met water gingen; aanraking met den vinger was genoeg om de draaiende klokken te doen klinken.

De g. werd om haar welluidendheid geprezen. Nadat Mozart de blinde Marianne Kirchgessner op het instrument had hooren spelen, schreef hij (in 1791) een klein quintet, waarin een der partijen aan de g. toebedeeld was.

Cladni trachtte door een mechanisme (clavicylinder) de g. te verbeteren. Zijn uitvinding, evenals de pogingen van anderen (Hessel, Wagner, Röllig, Klein) om de primitieve speelmanier door een mechanische te vervangen, hadden weinig resultaat.

Ca. 1820 raakte de g. in onbruik.de Klerk.

< >